Beschrijving
De bever (Castor fiber, familie Castoridae) is met een lengte van 75 tot 90 cm (exclusief de 30 cm lange staart) het grootste knaagdier van Europa en het op een na grootste ter wereld. De vrouwtjes zijn iets groter dan de mannetjes. Volwassen dieren kunnen tot 30 kg wegen; ze zijn het zwaarst aan het begin van de winter, na het opvetten. De vacht is over het hele lichaam bruin. De staart is bij de wortel rond en behaard, verder sterk afgeplat en geschubd. Op het land is de bever te herkennen aan het plompe uiterlijk (door de korte poten), waggelende gang en brede, afgeplatte staart. In het water zijn soorten als bever, otter (Lutra lutra) en beverrat (Myocastor coypus) moeilijk van elkaar te onderscheiden, omdat alleen de kop boven water uitsteekt. Kenmerkend voor de bever tijdens het zwemmen is de vrij rustig op en neer bewegende staart. Bevers zijn voornamelijk nachtactieve dieren. In de zomer worden ze echter rond 21.00 uur actief. De in Nederland uitgezette dieren horen tot de (vroeger hier aanwezige) ondersoort C. fiberalbicus; ze zijn afkomstig uit het Elbegebied. In Limburg komen verspreid dieren voor van de kleinere ondersoort C. fiberbelarusicus, die in Polen zijn gekweekt en geselecteerd op hun zwarte pels; ze zijn afkomstig uit de Eifel van een geherintroduceerde populatie in het stroomdal van de Rur (Roer).
Ecologie
Bevers leven in familieverband en vormen territoria aan de oevers van beken, rivieren, oude beddingen en meren. Belangrijke onderdelen van een geschikt leefgebied zijn bos met jong hout, diep water (minstens 50 cm) en oevers die over land moeilijk bereikbaar zijn. Om die laatste reden vormen eilanden een geschikt leefgebied. De bever bouwt burchten die bestaan uit gegraven gangen en een woonhut van takken, planten en modder. De toegang ligt meestal onder het wateroppervlak. Hoger gelegen hutten worden gebouwd als vluchtplaats tijdens hoog water. In stromend water met wisselende waterstanden bouwt de soort dammen, die het water rond de hut op peil houden. Bevers zijn in staat forse bomen om te knagen (voor hun bouwmateriaal), met een diameter van wel 60 cm. De dieren hebben zodoende een grote invloed op de hydrologie van hun omgeving en op de vegetatiestructuur, soortensamenstelling en leeftijd van het bos.
Het voedsel van de bever bestaat vooral uit bast, blad en twijgjes van bomen met zacht hout, zoals populier en wilg. ‘s Winters worden grote takkenhopen als voorraad aangelegd. Het menu wordt in de zomer aangevuld met grassen en kruiden en in de winters met ondergrondse delen van planten. Bevers zijn vooral ‘s nachts en in de schemering actief, waarbij ze zich meestal dicht bij de oever ophouden. Bij onraad slaan ze hard met de platte staart op het water. In Nederland bedraagt de actieradius langs waterlopen 1 tot 10 kilometer. De territoriumgrenzen worden met geurmerken gemarkeerd. De bever stelt geen hoge eisen aan zijn omgeving. In het Nationaal Park de Biesbosch leven zij in een gebied met veel toeristen. Ook lijkt de watervervuiling niet van invloed op het voortplantingssucces en de overlevingskansen.
Jonge bevers – gemiddeld twee per jaarlijkse worp – worden vanaf half mei tot half juni geboren, waarna ze enkele weken in de hut blijven. Na twee jaar verlaten ze de familie om een eigen territorium af te bakenen. Bevers worden gemiddeld 8 tot 12 jaar oud.
Verspreiding
De bever heeft een groot Euraziatisch areaal. In West-Europa komt hij van oorsprong in het gehele laagland voor. In de afgelopen eeuwen is de soort hier door de mens echter vrijwel overal uitgeroeid; bevers werden bejaagd vanwege de pels, het vlees en het bevergeil. Bevergeil is een geurstof die het dier afscheidt om zijn territorium af te bakenen, vroeger kende men hieraan een geneeskrachtige werking toe. In Nederland werd de laatste bever in 1826 bij Zalk gedood. Aan het begin van de 20e eeuw waren er in het gehele areaal nog slechts 1200 exemplaren over, verdeeld over 12 populaties. In de loop van de vorige eeuw zijn in veel landen herintroducties uitgevoerd, waardoor de populatie weer is aangegroeid tot circa een half miljoen. In Nederland zijn tussen 1988 en 1992 in totaal 42 bevers in de Biesbosch uitgezet. Deze populatie is geleidelijk in aantal toegenomen tot ongeveer 120 individuen. In 1994 zijn ook bevers uitgezet in de Gelderse Poort. Het aantal dieren bedraagt hier ongeveer 70 exemplaren. Ontsnapte bevers hebben een kleine populatie gevormd in Flevoland van ongeveer 45 dieren. Ook in Limburg zijn dieren uitgezet om de populatie van zwervende dieren te versterken. Daar zijn er nu ongeveer 50 en in het rivierengebied leven naar schatting 10 tot 15 bevers.
Bescherming
Aanvankelijk groeiden de populaties van de bever in Nederland langzaam. Dit bleek een gevolg van klimaatverandering, waardoor jonge, fosforrijke wilgenbladeren te vroeg in het voorjaar beschikbaar kwamen. Zwangere bevermoeders kregen zodoende onvoldoende fosfor in een kritieke periode van de zwangerschap. Inmiddels hebben de beversmoeders de timing van hun zwangerschap hierop aangepast. Een oude theorie over het nadelige effect van zware metalen – uit de bast van bomen – als verklaring voor de trage voortplanting werd hiermee weerlegd. De soort is gevoelig voor verstoring door honden, vooral bij de hutten. Allerlei obstakels, zoals brede waterwegen, rasters en steile beschoeiingen vormen een knelpunt voor het uitbreiden van het leefgebied.
Bronnen
Deskundigheid
Bever Werkgroep Nederland (BWN), onderdeel van de Zoogdiervereniging VZZ Landschapsbeheer Flevoland Alterra
Literatuur
- Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk en J. B. M. Thissen. 1992. Atlas van de Nederlandse Zoogdieren. Stichting Uitgeverij van de KNNV.
- Hartman, G. 1994. Ecological studies of a reintroduced beaver (Castor fiber) population. Dissertation, Uppsala. Swedish University of Agricultural Sciences.
- Heidecke, D. 1984. Untersuchungen zur Ökologie und Populationsentwicklung des Elbebibers, Castor fiberalbicus Matschie, 1907. Teil 1. Biologische und populationsökologische Ergebnisse. Zool Jahrb Syst 111: 1 41.
- Niewold, F.J.J. & D.R. Lammertsma, 2000. Ruim 10 jaar bevers in de Biesbosch. Een evaluatie van de populatieontwikkeling tot 2000. Alterra, Wageningen. Alterra-rapport 015; 70 p.
- Niewold, F. J. J. en G. J. D. M. Müskens. 2000. Perspectief van de bever in Nederland; herintroductie in de Gelderse Poort en ontwikkelingen elders van 1994 tot 2000. Wageningen, Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte. Rapport 159.
- Niewold, F. J. J. 2004. Ontwikkeling van de beverpopulaties in Nederland van 2000 tot 2004. Wageningen, Alterra. Rapport 982. Nolet, B. A. 1994. Return of the Beaver to the Netherlands, Viability and Prospects of a re-introduced population, proefschrift Rijksuniversiteit Groningen.
- Nolet, B.A., V.A.A. Dijkstra & D. Heidecke, 1994. Cadmium in beavers translocated from the Elbe river to the Rhine/Meuse estuary, and possible effect on population growth rate. Archives of Environmental Contamination and Toxicology 27: 154-161.
- Nolet, B. A., A. Hoekstra en M. M. Ottenheim. 1994. Selective foraging on woody species by the beaver Castorfiber, and its impact on a riparian willow forest. Biological Conservation 70: 117-128.
- Sluiter, H. 2003. The reintroduction and the present status of the beaver (Castorfiber) in the Netherlands: an overview. Lutra 46 (2): 129-133.
- Persbericht NIOO-KNAW van 16-03-2006. Eindelijk verklaring voor haperende start herintroductie: Biesbosch was geen beverparadijs door klimaatsverandering en stress.
- Sluijs, A. M. van der, 2003. Bever-Transect-Tellingen in de Biesbosch in 2003. Staatsbosbeheer Regio West-Brabant Deltagebied, Middelburg. VZZ, Arnhem. VZZ rapport nr. 2003.42.
- Spitzen-Van der Sluijs, A. M. 2005. Bevers in de Biesbosch 1988 2004. VZZ rapport nummer 2005.05. VZZ, Arnhem.
Websites