Beschermde natuur in Nederland soorten en gebieden in wetgeving en beleid

Wet natuurbescherming (16 december 2015)

 

Wet van 16 december 2015, houdende regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming), gepubliceerd Staatsblad nr. 34 jaargang 2016.

Onder de Wet natuurbescherming horen:

  • Besluit natuurbescherming (Besluit van 11 oktober 2016, houdende regels ter uitvoering van de Wet natuurbescherming, gepubliceerd Staatsblad nr. 383 jaargang 2016);
  • Regeling natuurbescherming (Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 16 oktober 2016, nr. WJZ / 16153443, houdende regels ter uitvoering van de Wet natuurbescherming en het Besluit natuurbescherming, gepubliceerd Staatscourant 55791, 28 oktober 2016).

De Wet natuurbescherming trekt in:

  • Boswet;
  • Flora- en faunawet;
  • Natuurbeschermingswet 1998.

De Wet natuurbescherming treedt in werking per 1 januari 2017  (Besluit van 11 oktober 2016, vaststelling van tijdstip van inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming en het Besluit natuurbescherming, gepubliceerd Staatsblad nr. 384 jaargang 2016).

De Wet natuurbescherming neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Dat is niet alleen van belang vanwege het enkele feit dat Nederland is gehouden tot nakoming van zijn internationale verplichtingen, maar vooral ook omdat de Europese regelgeving een hoog beschermingsniveau van de natuur verzekert, hoger dan de bescherming die vóór de totstandbrenging van de Europese kaders werd geboden door de nationale wetgeving. Met het oog op een goede doorwerking van de Europese beschermingskaders en maximale duidelijkheid voor burgers, ondernemers en overheden is ervoor gekozen de kern en reikwijdte van de Europese voorschriften op herkenbare wijze op formeel wetsniveau te regelen. Waar dat noodzakelijk is voor een adequate bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke bescherming is voorzien in Europese regelgeving zijn op formeel wetsniveau aanvullende nationale beschermingsvoorschriften verankerd.

De Wet natuurbescherming is gericht op:

  1. het beschermen en ontwikkelen van de natuur, mede vanwege de intrinsieke waarde, en het behouden en herstellen van de biologische diversiteit;
  2. het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de natuur ter vervulling van maatschappelijke functies, en
  3. het verzekeren van een samenhangend beleid gericht op het behoud en beheer van waardevolle landschappen, vanwege hun bijdrage aan de biologische diversiteit en hun cultuurhistorische betekenis, mede ter vervulling van maatschappelijke functies.

Categorieën

  • De relevante artikelen voor het beschermingsregime van soorten van de Vogelrichtlijn staan in Hoofdstuk 3 in de artikelen 3.1 t/m 3.4 van de Wet natuurbescherming.

    Dit beschermingsregime heeft betrekking op alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie.

    De van toepassing zijnde verboden zijn verwoord in de artikelen 3.1 en 3.2 Wet natuurbescherming. De verboden betreffen niet alleen de vogels zelf, maar ook hun nesten, rustplaatsen, eieren, delen van vogels, of producten verkregen uit vogels.  De verboden gelden voor meerdere handelingen die nader staan omschreven in deze artikelen van de wet.

    In artikel 3.3 Wet natuurbescherming staan:

    • De ontheffing van de verboden door Gedeputeerde Staten;
    • De vrijstelling van de verboden bij verordening door Provinciale Staten;
    • De ontheffing of vrijstelling door de Minister van Economische zaken.

    Voor de ontheffing of vrijstelling gelden nadere voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om in aanmerking te komen voor een vrijstelling  resp. voor toewijzen van een aanvraag om een ontheffing.

    Het verbod tot verkopen, vervoeren voor verkoop, onder zich hebben voor verkoop of ten verkoop aanbieden  is niet van toepassing voor vogels, delen of producten van vogels, van soorten genoemd in bijlage III van de Vogelrichtlijn en die aantoonbaar zijn gedood, gevangen of verkregen overeenkomstig of krachtens de Wet natuurbescherming.

    In artikel 3.4 staan nadere verboden voor het gebruik van bepaalde middelen, installaties en methoden. In het artikel staat de mogelijkheid tot ontheffing en tevens de bevoegdheid om bij algemene maatregel van bestuur nadere middelen, installaties en methoden aan te wijzen die vallen onder het verbod.

    Voor meer informatie raadpleeg de volledige teksten van de Wet, Besluit en Regeling natuurbescherming (zie www.wetten.overheid.nl)

     

  • De relevante artikelen voor het beschermingsregime voor soorten van de Habitatrichtlijn staan in Hoofdstuk 3 in de artikelen 3.5 t/m 3.9 van de Wet natuurbescherming.

    Dit beschermingsregime heeft betrekking op:

    • In het wild levende dieren van bijlage IV onderdeel a bij de Habitatrichtlijn, of;
    • In het wild levende dieren van bijlage II bij het verdrag van Bern, of;
    • In het wild levende dieren van bijlage I bij het verdrag van Bonn, of;
    • De eieren, voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van hierboven bedoelde dieren, of;
    • Planten van soorten van bijlage IV onderdeel b bij de Habitatrichtlijn, of;
    • Planten van soorten van bijlage I bij het verdrag van Bern.

    De van toepassing zijnde verboden zijn verwoord in de artikelen 3.5 en 3.6 Wet natuurbescherming. De verboden gelden voor meerdere handelingen die nader staan omschreven in deze artikelen van de wet. Het is verboden om:

    1. De bedoelde dieren in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren;
    2. Eieren van de bedoelde dieren in de natuur opzettelijk te vernielen of te rapen;
    3. Voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van bedoelde dieren te beschadigen of te vernielen;
    4. Planten van bedoelde soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernietigen.
    5. Dieren of planten van de bedoelde soorten onder zich te hebben voor verkoop, te vervoeren voor verkoop, te verhandelen, te ruilen of te koop of te ruil aan te bieden.
    6. Dieren of planten anders dan voor verkoop onder zich te hebben of te vervoeren.

    De verboden 5 en 6 zijn niet van toepassing ingeval de bedoelde dieren en planten aantoonbaar zijn gefokt of gekweekt.

    Artikel 3.7 Wet natuurbescherming biedt de mogelijkheid bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te stellen over het aan de natuur onttrekken en de exploitatie van daarbij aangewezen dieren of planten van soorten, genoemd in bijlage V bij de Habitatrichtlijn of bijlage III bij het Verdrag van Bern, indien dat nodig is voor het behoud of het bereiken van een gunstige staat van instandhouding van die soorten. Hierbij kan worden bepaald dat Gedeputeerde Staten ontheffing kunnen verlenen, of dat Provinciale Staten bij verordening vrijstelling kunnen verlenen, van bij de maatregel aangewezen regels.

    In artikel 3.8 Wet natuurbescherming staan:

    • De mogelijkheid van ontheffing van de hierboven genoemde verboden 1 t/m 4 en 6 door Gedeputeerde Staten;
    • De mogelijkheid van vrijstelling van hierboven genoemde verboden 1 t/m 4 en 6 door Provinciale Staten bij verordening;
    • De mogelijkheid van ontheffing of vrijstelling van het hierboven genoemde verbod 5 door de Minister van Economische zaken.
    • De mogelijkheid tot ontheffing van ontheffing of vrijstelling van de regels in artikel 3.7 van de wet voor aangewezen soorten dan wel voor de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten.

    Voor de ontheffing of vrijstelling gelden nadere voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om in aanmerking te komen voor een vrijstelling  resp. voor toewijzen van een aanvraag voor een ontheffing.

    In artikel 3.8 staan in lid 6 en lid 7 een aantal situaties dat de verboden 1 t/m 6 niet van toepassing zijn.

    Indien het vangen, doden  of aan de natuur onttrekken bij of krachtens de Wet natuur bescherming is toegestaan, moet rekening worden gehouden met artikel 3.9 Wet natuurbescherming.  
    Artikel 3.9
    bevat een verbod om dieren te vangen of te doden door niet-selectieve middelen die zijn genoemd in:

    • Bijlage IV onderdeel a bij de Habitatrichtlijn;
    • Bijlage II bij het verdrag van Bern.

    Dit verbod geldt ook voor aan de natuur onttrekken van dieren van soorten die zijn genoemd in:

    • Bijlage V onderdeel a bij de habitatrichtlijn;
    • Bijlage III bij het verdrag van Bern.

    Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen en Provinciale Staten kunnen bij verordening vrijstelling verlenen van dit verbod waarbij moet zijn voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.8 lid 5 Wet natuurbescherming.

    Voor meer informatie raadpleeg de volledige teksten van de Wet, Besluit en Regeling natuurbescherming (zie www.wetten.overheid.nl).

  • De relevante artikelen voor het beschermingsregime voor andere soorten staan in Hoofdstuk 3 in de artikelen 3.10  en 3.11 van de Wet natuurbescherming. Deze soorten staan in de bijlage onderdeel A (dieren) en bijlage onderdeel B (vaatplanten) van de Wet natuurbescherming.

    Dit beschermingsregime heeft betrekking op:

    • In het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten in de bijlage van de wet  en hun vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen;
    • Vaatplanten van de soorten in de bijlage van de wet in hun natuurlijke verspreidingsgebied.

    De van toepassing zijnde verboden staan in artikel 3.10 lid 1 van de Wet natuurbescherming. Het is verboden om:

    1. De bedoelde zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers opzettelijk te doden of te vangen;
    2. De vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen opzettelijk te beschadigen of te vernielen;
    3. De bedoelde vaatplanten opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.

    De verboden zijn niet van toepassing op de bosmuis, de huisspitsmuis en de veldmuis als deze dieren zich bevinden in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken (artikel 3.10 lid 3
    Wet natuurbescherming).

    Artikel 3.10 lid 2 Wet natuurbescherming bepaalt dat een ontheffing of vrijstelling mogelijk is van de hierboven genoemde verboden 1 t/m 3, overeenkomstig de bepalingen van artikel 3.8 lid 1, 2 en 5
    Wet natuurbescherming. Dat betreft:

    • Een ontheffing van de verboden door Gedeputeerde Staten;
    • Een vrijstelling van de verboden bij verordening door Provinciale Staten.

    Voor de ontheffing of vrijstelling gelden nadere voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om in aanmerking te komen voor een vrijstelling  resp. voor toewijzen van een aanvraag voor een ontheffing (artikel 3.8 lid 5
    Wet natuurbescherming).

    De Minister van EZ kan per ministeriële regeling bepalen dat voor door hem aangewezen soorten of aangewezen categorieën van handelingen een melding is vereist aan Gedeputeerde Staten.
    Provinciale Staten kunnen bij verordening regels stellen waaraan de melding moet voldoen.

    Voor meer informatie, raadpleeg de volledige teksten van de Wet, Besluit en Regeling natuurbescherming (zie www.wetten.overheid.nl).