Beschrijving
De vroedmeesterpad (Alytes obstetricans) is een kleine, weinig opvallende pad die behoort tot de familie van de schijftongkikkers (Discoglossidae). Deze pad wordt maximaal 5 cm groot en heeft een wrattige huid en korte achterpoten. Aan weerszijden van de rug en achter op de kop bevinden zich wat grotere wratten. De rug is saai grijs of heeft bruine of olijfkleurige tinten; de buik is lichter van kleur. Op de handpalmen bevinden zich drie duidelijke knobbels. De oogpupil is verticaal en het trommelvlies is goed zichtbaar; het is vrijwel even groot als het oog. De geslachten zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden, behalve in de periode dat de mannetjes eisnoeren om hun achterpoten dragen. De larven worden tot 9 cm groot en hebben midden vóór op de buik een – moeilijk zichtbare – uitstroomopening. De forse staart heeft een brede zoom en is 1,5 keer zo groot als de rest van het lichaam.
Ecologie
De vroedmeesterpad is een uitgesproken landdier. De soort komt voor in het heuvelland, op allerlei plaatsen met een stenige, losse bodem in de buurt van water. Van nature betreft dit uitgesleten oevers van beken en riviertjes, maar in het cultuurland worden de dieren ook aangetroffen in groeven, op boerenerven, op kerkhoven, in tuinen, en langs graften, hagen en bosranden. Daar verschuilen zij zich overdag in allerhande holletjes, bijvoorbeeld in steenhopen en onder hout. De grootste populaties zijn te vinden in zand-, grind- en mergelgroeven. De vroedmeesterpad is een warmteminnende soort met een voorkeur voor zuidhellingen. Vanaf april laten zowel mannetjes als vrouwtjes karakteristieke, korte, heldere fluittoontjes horen. Dit doen ze bij voorkeur in het donker, maar ook overdag. Het roepen gebeurt solitair, maar als veel dieren tegelijkertijd roepen, vervloeit het geluid tot een koor. Dan begint de periode van voortplanting, die bij deze soort lang duurt, tot in september. Vroedmeesterpadden hebben meerdere voortplantingsrondes per jaar. Na twee jaar zijn de dieren geslachtsrijp. De paring en eiafzetting vinden plaats op het land. Na de bevruchting wikkelen de mannetjes de eisnoeren, die 30-60 eitjes bevatten, om hun achterpoten. De dieren trekken niet naar het water, maar houden de eieren wel vochtig. Na drie tot zes weken zijn de eieren zo ver ontwikkeld dat de uitkomende larven worden afgezet. Dit afzetten gebeurt in water en dit speelt zich af in de periode van mei tot september, met een hoogtepunt in juni en juli. Het gebeurt in allerlei kleine wateren, zoals poelen, kunstmatige bassins en plassen, maar ook in langzaam stromend water van bronnen en beekjes. De larven ontwikkelen zich in het water en metamorfoseren vanaf augustus. Eind augustus, begin september, vangt de trek naar de overwinteringsplaatsen aan. Overwintering vindt plaats op vorstvrije plekken in natuurlijke terreindelen zoals hellingbossen en graften, maar ook groeves, oude fundamenten en kelders worden gebruikt. Larven die zich als gevolg van een late eiafzet niet voldoende kunnen ontwikkelen, kunnen in het water overwinteren, mits hier het hele jaar water in staat en dit water voldoende diep is om ijsvrije plaatsen te bevatten.
Verspreiding
Vroedmeesterpadden komen voor in West- en Zuidwest-Europa. De noordgrens wordt gevormd door een lijn die van Zuid-België via Nederland naar Midden-Duitsland loopt. Het areaal omvat Frankrijk en Zwitserland en heeft zijn zuidgrens in het midden van het Iberische schiereiland. In Noord-Marokko leeft een endemische ondersoort. In Nederland is het voorkomen beperkt tot het zuidelijke deel van Limburg. Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw kwam de vroedmeesterpad daar nog vrijwel gebiedsdekkend voor. Anno 2005 is de verspreiding terug gebracht tot ongeveer 14 populaties verspreid over een tiental gebieden. Voortplanting vindt plaats in ongeveer honderd poelen. De meeste populaties bestaan uit weinig dieren. Op plaatsen waar (illegaal) vroedmeesterpadden zijn uitgezet, houden ze vaak lang stand.
Bescherming
De vroedmeesterpad stelt geen bijzonder hoge eisen aan zijn leefgebied. Echter, door intensief landgebruik zijn er weinig geschikte plaatsen overgebleven en daardoor is de soort in Nederland sterk achteruitgegaan. De vroedmeesterpad staat daarom als kwetsbaar op de Rode Lijst. Bovendien raken plaatsen waar de soort voorkomt, door gebrek aan onderhoud snel ongeschikt. Zo brengen veel poelen maar weinig jonge dieren voort. Een soortbeschermingsplan moet hierin verbetering brengen. Het aantal voortplantingswateren moet worden uitgebreid. Daarnaast is de ontwikkeling en het onderhoud van de landhabitat binnen een straal van honderd meter rond de poel van groot belang. Een geschikte landbiotoop is een terrein met veel inval van zonlicht tot op de bodem en met voldoende schuilplaatsen. De juiste vochtigheid en temperatuur in deze schuilplaatsen is van belang bij de ontwikkeling van de eisnoeren die de mannetjes bij zich hebben. Heel geschikt zijn groeven die vaak een kleinschalig patroon bezitten van kleine watertjes en open stenige plekken. De grootste van deze groeven zouden met een juist beheer grote populaties kunnen huisvesten.
Bronnen
Literatuur
- Coelen, J.E.M. (red.), 1992. Verspreiding en ecologie van amfibieën en reptielen in Limburg. Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, Stichting RAVON; Maastricht, Nijmegen.
- Crombaghs, B. & W. Bosman, 2000. Nieuwsbrief Geelbuikvuurpad en vroedmeesterpad. jaargang 1, nummer 1. Provincie Limburg en het Ministerie van LNV Zuid.
- Crombaghs, B. & W. Bosman, 2001. Nieuwsbrief Geelbuikvuurpad en vroedmeesterpad. jaargang 2, nummer 1. Provincie Limburg en het Ministerie van LNV Zuid.
- Crombaghs, B. & W. Bosman, 2002. Nieuwsbrief Geelbuikvuurpad en vroedmeesterpad. jaargang 3, nummer 1. Provincie Limburg en het Ministerie van LNV Zuid.
- Crombaghs, B. & W. Bosman, 2003. Nieuwsbrief Geelbuikvuurpad en vroedmeesterpad. jaargang 4, nummer 1. Provincie Limburg en het Ministerie van LNV Zuid.
- Crombaghs, B. & W. Bosman, 2004. Nieuwsbrief Geelbuikvuurpad en vroedmeesterpad. jaargang 5, nummer 1. Provincie Limburg en het Ministerie van LNV Zuid.
- Hom, C.C., P.H.C. Lina, G. van Ommering, R.C.M. Creemers & H.J.R. Lenders (1996). Rode Lijst van bedreigde en kwetsbare reptielen en amfibieën in Nederland. IKC-Natuur, rapport nr. 25, Wageningen. Lenders, A.J.W., 2000. Beschermingsplan vroedmeesterpad en geelbuikvuurpad 2000-2004. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 's-Gravenhage. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2004. Besluit Rode Lijsten flora en fauna.
Website