Uiterlijk
De veldparelmoervlinder is een vrij kleine parelmoervlinder met een vleugellengte van zo'n 20 mm. De grondkleur van de bovenkant is vosbruin met een zwarte nettekening. Langs de rand van de achtervleugel bevinden zich kleine zwarte vlekjes. Ook op de schilderachtige onderzijde zijn zwarte stippen te zien en daarmee onderscheidt de soort zich van een aantal verwante soorten. De onderzijde heeft verder een witgele grondkleur met oranje banden en zwarte vlekken.
Verspreiding
In Nederland bereikt de veldparelmoervlinder de klimatologische noordwest-grens van haar areaal. Tot 1930 kwam de soort wijd verbreid voor in het Limburgse Maas- en Geuldal, en buiten Limburg in het IJsseldal en de duinen tussen Den Haag en Velsen. Verder waren vermoedelijk populaties aanwezig in Brabant en Twente. In de periode 1931-1965 is de veldparelmoervlinder verdwenen uit de duinen en is de verbreiding in het IJsseldal en Twente achteruitgegaan. In het Limburgse Maasdal verdween daarna de ene na de andere vindplaats. Nadat in 1972 de laatste vlinders werden gezien in de omgeving van Waalwijk, was de veldparelmoervlinder beperkt tot de omgeving van Echt. Maar ook hier ging de soort achteruit en de laatste waarnemingen dateren van 1992 en 1995. Nadien was in 2004 op de Sint Pietersberg bij Maastricht voor het eerst weer sprake van voortplanting in Nederland, dankzij een naburige bronpopulatie in Wallonië. Ook in 2005 zijn hier vlinders gezien, maar het is nog te vroeg om over een geslaagde terugkeer te s
preken.
Leefgebied en voedsel
De veldparelmoervlinder leeft in kruidenrijke, droge en schrale graslanden met een open, korte, vrij rommelige mozaïekstructuur. Meestal is er enige beschutting in de vorm van verspreid staande struiken, struweel of een bosrand. Omdat dit leefgebied doorgaans dynamisch is, is de populatie doorgaans verspreid over een netwerk van meerdere geschikte plekken. De waardplant van de rupsen is in onze streken hoofdzakelijk smalle weegbree, soms ook andere weegbree-soorten. Door de vlinders veel gebruikte nectarplanten zijn kruiden zoals muizenoortje en biggenkruid, rolklaver en later in de vliegtijd ook knoopkruid, margriet en knautia.
Verblijfplaatsen
De vliegtijd van de vlinders valt hoofdzakelijk tussen half mei en half juni. Ze zijn bijna alleen actief bij zonneschijn en vliegen vooral op plaatsen waar veel nectarrijke kruiden groeien. Het vrouwtje zet de eitjes in groepjes af op de onderzijde van een liggend blad van een kleine waardplant. De rupsen leven in groepen van tientallen exemplaren in spinselnesten op de waardplant. Op warme zomerdagen kunnen de rupsen zonnend op de plant worden gezien. In de nazomer verandert de kleur van de rupsen van lichtbruin naar zwart, waardoor zij sneller kunnen opwarmen. Al vanaf half augustus gaan de rupsen overwinteren. Hiertoe spinnen ze op korte afstand van het nest een nieuw, dicht nest in wat hogere, overstaande vegetatie. Na de overwintering spinnen de rupsen in maart opnieuw een nest, maar dan leven ze in kleinere groepjes. Eind april verspreiden de rupsen zich en verpoppen zich in een dichte vegetatie.
Eisen aan de omgeving
In een goed leefgebied wordt lage vegetatie met een hoge dichtheid - minstens tien planten per vierkante meter - aan smalle weegbree afgewisseld met hogere, overstaande vegetatie waarin de rupsen kunnen overwinteren en zich verpoppen. Daarnaast is er wat kale grond aanwezig en groeien er vaak op korte afstand bloemrijke ruigten met geschikte nectarplanten. Beschutting in de vorm van bomen en struiken is van groot belang, maar deze mag het leefgebied niet te sterk beschaduwen. Een levensvatbare populatie omvat zo'n tien tot vijftien geschikte plaatsen van minimaal circa 0,1 hectare, die niet verder dan vijfhonderd meter uit elkaar zijn gelegen.
Staat van instandhouding in Nederland
Ongunstig. Rode Lijst-status: ernstig bedreigd. De vliegplaats bij Echt is inmiddels verlaten, maar er is sprake van een recente herkolonisatie op de Sint Pietersberg. De duurzaamheid van deze populatie is nog niet bekend: de soort is er pas sinds 2004 aanwezig. De veldparelmoervlinder is beschermd onder de Flora- en faunawet.
Deskundigheid
De Vlinderstichting.
Literatuur
- Bink, F. A., 1992. Ecologische atlas van de dagvlinders van Noordwest-Europa. Schuyt & Co., Haarlem.
- Bos, F.G., M.A. Bosveld, D.G. Groenendijk, C.A.M. van Swaay & I. Wynhoff (2006). De dagvlinders van Nederland verspreiding en bescherming. Nederlandse Fauna 7. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & EIS-Nederland, Leiden. In samenwerking met De Vlinderstichting, Wageningen.
- Goffart, Ph., Baguette, M., Dufrêne, M., Mousson, L. Nève, G., Sawchik, J., Weiserbs, A. & Lebrun, Ph. (2001) Gestion des milieux semi-naturels et restauration de populations menacées de papillons de jour. Travaux no. 25, Ministère de la Région Wallonne, Direction générale des Ressources naturelles et de l'environnement, Division de la Nature et des Forêts, Jambes.
- Hanski, I., Kuussaari, M. & Nieminen, M. (1994) Metapopulation structure and migration in the butterfly Melitaea cinxia. Ecology 75, 747-762.
- Hanski, I., Pakkala, T. Kuussaari, M. & Lei, G. (1995) Metapopulation persistence of an endangered butterfly in a fragmented landscape. Oikos 72, 21-28.
- Kuussaari, M., Nieminen, M. & Hanski, I. (1996) An experimental study of migration in the Glanville fritillary butterfly Melitaea cinxia. Journal of Animal Ecology 65, 791-801.
- Ommering, G. van, I. van Halder, C.A.M. van Swaay & I. Wynhoff (1995) Bedreigde en kwetsbare dagvlinders in Nederland : toelichting op de Rode Lijst. IKC-rapport nr. 18 IKC-Natuurbeheer, Wageningen.
- Wallis de Vries, M.F. (2001a) Beschermingsplan Veldparelmoervlinder 2001-2005. Rapport Directie Natuurbeheer 2001/013, EC-LNV, Wageningen. (ook te downloaden vanaf www.limburg.nl)
- Wallis de Vries, M.F. (2001b) Habitat quality assessment and its role in the conservation of the butterfly Melitaea cinxia. Proceedings Experimental and Applied Entomology, NEV Amsterdam 12, 141-146.
- Wallis de Vries, M.F. (2004) Nieuw leefgebied voor de veldparelmoervlinder in Limburg: uitvoeringsplan voor beheer en inrichting 2004-2008. Rapport VS2003.032, De Vlinderstichting, Wageningen. (ook te downloaden vanaf www.limburg.nl)
- Wallis de Vries, M.F. (2005) Nieuwe kansen voor de veldparelmoervlinder in Limburg. Natuurhistorisch Maandblad 94, 69-74.
Websites