Uiterlijk
Het tijmblauwtje heeft een glanzend blauwe bovenkant, met vrij grote zwarte vlekken. De onderkant van de vleugels zijn grijs, ook weer met relatief grote zwarte vlekken. Het is weliswaar een van de grootste blauwtjes in Nederland met een vleugellengte van ongeveer 20 mm, maar kan toch makkelijk met gewonere soorten verward worden.
Verspreiding
Aan het begin van de twintigste eeuw vloog het tijmblauwtje op verschillende plaatsen, met name in het IJsseldal, in de omgeving van Doetinchem en verder in Noord-Brabant, Limburg en Groningen. In de omgeving van Groningen werd de soort omstreeks 1850 zelfs gewoon genoemd. In de periode tussen 1901 en 1914 zijn in de omgeving van Doesburg jaarlijks vlinders gezien. De omvang van het verspreidingsgebied nam in de periode tussen 1900 en 1950 gestaag af; de laatste populatie vloog tot 1949 bij Vlodrop. Daarna zijn alleen nog twee zwervers gezien: in 1950 bij Kerkrade en in 1964 bij Bunde.
Leefgebied en voedsel
Het tijmblauwtje is een soort van droge, zonnige en warme graslanden die meestal op zuidhellingen zijn gelegen. Doorgaans betreft het warme lage open vegetaties van slechts enkele centimeters hoog. In deze open en lage vegetatie groeit de waardplant. Net als de andere mierenblauwtjes verlaat de rups van het tijmblauwtje na enkele weken de waardplant om de rest van zijn leven in een mierennest door te brengen. De zandsteekmier (Myrmica sabuleti), waardmier voor het tijmblauwtje, bouwt alleen nesten op warme plaatsen in een open, korte vegetatie.
Verblijfplaatsen
Na enkele weken op een tijmplantje geleefd te hebben, verlaat de rups de plant. Nadat de rups is meegenomen door een mierensoort (meestal de zandsteekmier), brengt hij de rest van zijn rupsenleven door in het mierennest. Hij overwintert er en verpopt er in mei of juni.
Eisen aan de omgeving
Een korte, schrale vegetatie met veel tijm en nesten van de zandsteekmier.
Staat van instandhouding in Nederland
Verdwenen uit Nederland. Het tijmblauwtje wordt vermeld op bijlage 4 van de Habitatrichtlijn en is beschermd onder de Flora- en faunawet.
Deskundigheid
De Vlinderstichting.
Literatuur
- Bink, F.A. (1992) Ecologische Atlas van de Dagvlinders van Noordwest-Europa. Schuyt en Co., Haarlem.
- Bos, F.G., M.A. Bosveld, D.G. Groenendijk, C.A.M. van Swaay & I. Wynhoff (2006). De dagvlinders van Nederland verspreiding en bescherming. Nederlandse Fauna 7. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & EIS-Nederland, Leiden. In samenwerking met De Vlinderstichting, Wageningen.
- Griebeler, E.M. & Seitz, A. (2002). An individual based model for the conservation of the endangered Large Blue Butterfly, Maculinea arion (Lepidoptera: Lycaenidae). Ecological Modelling 156, 43-60
- Ommering, G. van, I. van Halder, C.A.M. van Swaay & I. Wynhoff (1995) Bedreigde en kwetsbare dagvlinders in Nederland : toelichting op de Rode Lijst. IKC-rapport nr. 18 IKC-Natuurbeheer, Wageningen.
- Thomas, J.A.; Simcox, D.J.; Wardlaw, J.C.; Elmes, G.W.; Hochberg, M.E. & Clarke, R.T. (1998). Effects of latitude, altitude and climate on the habitat and conservation of the endangered butterfly Maculinea arion and its Myrmica ant hosts. Journal of Insect Conservation 2 (1), 39-46.
Websites