Kenmerken
De rugstreeppad (Bufo calamita) is een vertegenwoordiger van de soortenrijke familie Bufonidae. De rugstreeppad is alleen te verwarren met de gewone pad (B. bufo). Met een maximale lengte van acht centimeter is de rugstreeppad echter wat kleiner en bovendien heeft deze gewoonlijk een dorsale gele streep, waaraan het dier zijn naam dankt. Ook heeft de rugstreeppad een opvallende groen gekleurde iris, terwijl die van de gewone pad koper- tot roodgoudkleurige is. De lichaamskleur van rugstreeppadden kan variëren van lichtgeel tot donkergroen met daar doorheen een onregelmatig vlekkenpatroon. De kliervelden zijn meestal oranje en de wratjes vaak rood. De onderzijde is geelwit, afgezet met kleine zwarte vlekken. Bij de volwassen mannetjes is de keelstreek (de kwaakblaas) in de paartijd blauw tot violet. Rugstreeppadden springen niet, maar ze kunnen wel ‘muisachtig’ snel lopen. Overdag verblijven ze gewoonlijk in zelf gegraven holen of in verlaten muizengangen en konijnenholen.
Ecologie
De rugstreeppad leeft vooral in open terreinen waar de bodem en vegetatie regelmatig veranderingen ondergaan, bij voorkeur op droge en losgrondige bodems die snel opwarmen. Dit kunnen duin- en heidegebieden zijn of uiterwaarden en geaccidenteerde, door mensen beïnvloede terreinen zoals oude klei afgravingen, verlaten zandgroeven, met zand opgespoten terreinen in haven- en industriegebieden en afgeplagde terreinen. De rugstreeppad is verder ook bekend van de polders in Noord- en Zuid-Holland. De rugstreeppad staat bekend als superpionier en duikt regelmatig op bij bouwterreinen en pas opgespoten gronden in stedelijk gebied. Naarmate een gebied meer dichtgroeit met bomen en struiken, verdwijnt de rugstreeppad, om plaats te maken voor de gewone pad. Ook in zijn voortplantingswater heeft de rugstreeppad het liefste zo min mogelijk begroeiing. Kale oevers en ondiep water zijn de belangrijkste kenmerken voor een geschikt voortplantingswater. Vooral tijdelijke wateren voldoen aan die eisen: vochtige duinvalleien, ondergelopen weilanden en laagtes in heideterreinen. Maar ook regenplassen op opgespoten zand. Vandaar dat ze soms massaal te vinden zijn op bouwlocaties waar zand is opgespoten. Dit zijn uiteraard tijdelijke vindplaatsen. In de Hollandse polders lijkt de soort vooral een voorkeur te hebben voor kleinere sloten met (opeens wel) dichte onderwatervegetaties. De rugstreeppad leeft van allerlei (water)insecten, -larven, kevers, rupsen, spinnen en wormen.
De overwinteringlocaties zijn vaak zandige plekken en bosjes in nabijheid van water, soms wel een meter diep onder de grond. Vanaf half april trekt de pad vanuit deze plaatsen naar het voortplantingswater. De rugstreeppad is een zeer slechte zwemmer. Hij zoekt altijd een plek op in het water, waar hij op de bodem kan zitten terwijl zijn kwaakblaas net boven het wateroppervlak uitkomt. Op dergelijke plaatsen worden ook de eieren afgezet. Tot in juli kan opeens weer een opleving in voortplantingsactiviteit plaatsvinden. De larven van de rugstreeppad lijken op de bekende kikkervisjes of donderkopjes, maar zijn te determineren aan de bouw van de monddelen. Als ze wat groter zijn, zijn ze zwart met een lichte keelvlek. Het kan voorkomen dat er eisnoeren in het water liggen terwijl de dikkopjes van vroege legsels al veranderd zijn in kleine padjes. Zoals de meeste amfibieën is ook de rugstreeppad een uitgesproken nachtbraker. Pas tijdens het invallen van de schemering komt de pad tevoorschijn om op open plekken te gaan jagen. In agrarisch gebied vormen boerenerven en kassencomplexen onderdeel van de habitat op het land.
Verspreiding
De rugstreeppad heeft een West-Europees verspreidingsgebied, dat zich uitstrekt van Spanje tot in Zuid-Zweden en van Engeland tot in de Baltische staten, westelijk Wit-Rusland en westelijk Oekraïne. Ten zuiden van de Alpen en in de Balkan komt de rugstreep niet voor.
In westen van Nederland en in rivierengebied is de rugstreeppad plaatselijk zeer algemeen, vooral in de duinen en aanliggende gronden. In het noorden, oosten en zuiden van het land is het areaal sterk versnipperd. De rugstreeppad komt daar voornamelijk nog in heidegebieden op zandgronden voor. Ook is deze pad op alle Waddeneilanden te vinden en op de eilanden in het deltagebied, verder in West-Nederland op kleigronden of laagveengebieden. In de laatstgenoemde gevallen gaat het meestal om een zandlichaam in de vorm van (spoor)dijken of opgespoten zand.
Bescherming
In de huidige situatie staat de rugstreeppad in Nederland als niet bedreigd te boek, maar dat betekent nog niet dat de soort geen specifieke aandacht verdient. Zo is de rugstreeppad afhankelijk van geschikte pioniersituaties, waarvan het natuurlijke aanbod in ons land terugloopt. Een voorbeeld hiervan is het beteugelen van de grote rivieren door stuwen en kribben, waardoor de dynamiek van de rivier is afgenomen en er minder rivierduinen ontstaan. Voorts zorgen de schaalvergroting in de landbouw, een toename van infrastructuur en de vele bouwprojecten in ons land voor versnippering van populaties en vernietiging van het leefgebied. De huidige populaties moeten beter worden beschermd door de verdere uitbreiding daarvan te stimuleren. In poldergebieden kunnen ondiepe, onbegroeide plas-drassituaties worden geschapen die nat blijven in de periode eind april tot en met september. Deze moeten onbereikbaar zijn voor vis, zodat de larven van de padden niet gepredeerd worden. Langs de rivieren moet rivierduinvorming worden gestimuleerd, terwijl ook het realiseren van kwelmoerassen, ooiboscomplexen en strangen met natuurlijke oeverzones bijdraagt tot het behoud van de soort. Tevens dient de samenhang tussen binnendijkse en buitendijkse gebieden voor de rugstreeppad te worden versterkt. De dieren overwinteren in hoogwatervrije delen van de uiterwaard of – bij gebrek hieraan – in aangrenzende binnendijkse gebieden. Op dijken vallen in het voorjaar de nodige verkeersslachtoffers als hiertegen geen maatregelen worden genomen. In heidegebieden groeien geschikte poelen gemakkelijk dicht of verdwijnen door verdroging. Hier moet de grondwaterstand verhoogd worden. Ook verzuring van heidevennen vormt een probleem. Hier is door buffering te bereiken dat succesvolle voortplanting weer mogelijk wordt.
Bronnen
Externe deskundigheid
Stichting RAVON (Reptielen, Amfibieën en Vissen Onderzoek Nederland).
Literatuur
- Bal, D., H.M. Beije, M. Fellinger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal & F.J. van Zadelhoff, 2001. Handboek Natuurdoeltypen (tweede, geheel herziene editie). Rapport Expertisecentrum LNV nr. 2001/020.
- Beenen, R. (red), 1998. Soortbeschermingsplan Rugstreeppad. Begeleidingscommissie Soortenbeleid Provincie Utrecht. Provincie Utrecht, Utrecht.
Websites