Kenmerken
De rosse vleermuis (Nyctalus noctula, familie Vespertilionidae) is een van de grootste vleermuissoorten in ons land, met een lengte van ongeveer 8,5 cm, een gewicht van 19 tot 40 gram en lange, smalle vleugels met een spanwijdte van 32 tot 40 cm. De oren zijn relatief breed en driehoekig, met een korte paddenstoelvormige tragus (oorklepje). De vacht is rossig van kleur, met een lichtere en grijze onderzijde. Van de drie Europese soorten van het geslacht Nyctalus komt verder de bosvleermuis (N. leisleri) in Nederland voor; de rosse vleermuis kan met de bosvleermuis worden verward. De rosse vleermuis is echter duidelijk groter, wat ook in de vlucht opvalt, en de piekfrequenties en het ritme van de echolocatie zijn goed te onderscheiden.
Ecologie
Rosse vleermuizen zijn typische bewoners van oude bomen, maar tegelijkertijd zijn ze gebonden aan open, waterrijk landschap zoals: uiterwaarden, moerassen, infiltratiegebieden, veengebieden, grote meren en de Oostvaardersplassen. Rosse vleermuizen jagen hoog in de lucht, op meer dan 100 m hoogte, veelal boven water of moeras. Ze vliegen met hoge snelheid in rechte, lange banen waarbij ze plotselinge duikvluchten en uitvallen maken. Ze blijven op relatief grote afstand van bomenrijen en bosranden. Direct na het uitvliegen jagen dieren veel lager, boven een open plek in het bos, langs een bosrand of boven beschutte waterpartijen of weilanden. Dat doen ze soms al ruimschoots voor zonsondergang en dan kunnen ze foeragerend worden waargenomen tussen zwaluwen. Daarom wordt de rosse vleermuis ook wel vroegvlieger genoemd. Vooral in het najaar jagen ze ook graag bij straatlantaarns of boven een hel verlicht verkeersplein of verlichte kruising in de bebouwde kom. De prooien worden met vleugel of staarvlieghuid uit de lucht gegrepen. Uit onderzoek aan uitwerpselen bleek dat vooral vliegen, muggen, vlinders, kevers en schietmotten als voedsel dienen. Dit zijn opvallend kleine prooien in verhouding tot de grootte van de vleermuis.
Rosse vleermuizen gebruiken vooral boomholten (o.a. spechtengaten) voor kraamkolonies, als winterverblijven en verblijfplaatsen van paartjes en individuele dieren. In groepen van enkele tientallen tot vele honderden dieren overleven ze temperaturen onder nul. De rosse vleermuis gaat relatief laat (november) in winterslaap en is geen stabiele slaper. Langere slaapperioden worden bij zacht weer afgewisseld met fasen waarin grote groepen dieren uitzwermen en soms andere verblijfplaatsen opzoeken. De populaties uit Noord- en Noordoost-Europa trekken over grote afstanden (1.000 tot 1.500 km). Daar geringde dieren worden ook in Nederland gevonden. Daarnaast zijn er in Nederland en Midden-Duitsland standpopulaties. Grote groepen trekkende rosse vleermuizen, zoals die uit het buitenland bekend zijn, worden in Nederland niet waargenomen.
Verspreiding
De rosse vleermuis komt in heel Europa voor, van Zuid-Scandinavië tot aan de noordkust van Afrika en oostelijk tot in Noordoost-Rusland, de Balkan en het noordwesten van Turkije. In het zuiden van het areaal zijn de waarnemingen echter relatief schaars. De soort komt verspreid over ons land voor, met concentraties van kolonies op plaatsen waar oud bos en open waterrijke gebieden bijeenkomen, zoals in de binnenduinrand, de noordkant van de Utrechtse Heuvelrug, de IJsseluiterwaarden, Noordwest-Overijssel en het grensgebied van Groningen en Drenthe. In 1993 werd de populatie in Nederland op 6.000 tot 8.000 dieren geschat.
Bescherming
De verspreiding van de rosse vleermuis lijkt de laatste vijftig jaar vrij stabiel te zijn, maar is ten opzichte van de periode vóór de Tweede Wereldoorlog achteruitgegaan. Dit laatste moet worden toegeschreven aan een afname van het aantal geschikte holle bomen in oude bossen in waterrijke omgeving. Uit de ons omringende landen komen vergelijkbare signalen van afname in aantallen.
De rosse vleermuis heeft een duidelijke relatie met oud bos en moeras. Zowel oud bos als moeras moet voldoende aanwezig voor het behoud van een populatie rosse vleermuizen in een gebied. Hierbij geldt dat het gaat om grote landschappelijke eenheden van bos of moerassige gebieden die niet per definitie aan elkaar hoeven te grenzen. Voor de rosse vleermuis zijn er weinig barrières, want deze vleermuis is een zeer goede vlieger. Anno 2001 lijkt het leefgebied stabiel want onder andere het huidige bosbeheer is gunstig voor de soort.
Bronnen
Deskundigheid
Diverse groene adviesbureaus: www.natuurnet.nl Zoogdiervereniging: www.zoogdiervereniging.nl Provinciale Zoogdierwerkgroepen.
Literatuur
- Boonman, A.M., Bongers, W. en Twisk, P, 1997. Rosse vleermuis Nyctalus noctula (Schreber, 1774), 172-182. In: Limpens et al., Atlas van de Nederlandse vleermuizen; onderzoek naar verspreiding en ecologie. KNNV-Uitgeverij.
- Kapteyn, K., 1995. Vleermuizen in het landschap. Schuyt & Co. Haarlem, 225 p.
- Limpens, Herman J.G.A., 2001. Beschermingsplan Vleermuizen van Moerassen. Rapport 2001.05. VZZ- Arnhem.
- Mertens, F. en J. Willemsen, 2000. Vleermuizen in Noordwest-Overijssel: verslag van een inventarisatie uitgevoerd van 18-20 juni 1999 en van 23-25 juni 2000.VZZ-Arnhem.
- Mostert, K. en A.van Winden, 1989. Vleermuizen in Noordwest Overijssel. Directie Natuur, Milieu en Faunabeheer, Overijssel.
Websites