Kenmerken
De otter (Lutra lutra) is een middelgrote marterachtige (familie Mustelidae) met een semi-aquatische, nachtelijke leefwijze. Otters zijn tussen één en twee jaar geslachtsrijp. Volwassen mannetjes zijn met ruim 10 kg en een lengte van circa 120 cm (inclusief staart van ongeveer 40 cm) duidelijk groter dan de vrouwtjes, die 5 tot 7 kg wegen. De vacht is donkerbruin van kleur met lichte onderkant en soms een licht gekleurd vlekkenpatroon op de kin en rond de lippen. Otters zijn goed aangepast aan het waterleven met een dichte vacht, zwemvliezen tussen de tenen, een gestroomlijnd lichaam met goede zintuigen voor en boven aan de kop. Binnen de groep van Euraziatische otters worden tien ondersoorten onderscheiden op grond van hun geografische verspreiding. De otters in het grootste deel van Europa zijn genetisch sterk aan elkaar verwant.
Ecologie
Otters leven in grote, individuele leefgebieden in de oeverzone van allerlei wateren, inclusief kustzones. De omvang van deze leefgebieden is afhankelijk van de voedselrijkdom en dekking en kan 1 tot 40 km oeverlengte bedragen of in moerasgebieden enkele tot meer dan 10 km2. Vooral de dominante mannetjes hebben grote leefgebieden, die de leefgebieden van meerdere vrouwtjes met hun jongen geheel kunnen overlappen. De otter is bij uitstek een viseter, maar is ook een luidruchtige jager op kikkers, kreeften, knaagdieren, vogels en grotere ongewervelde dieren. Hij volgt prooien in het water, tijdens vrij korte duiken (1 tot 2 minuten), waarbij hij gebruik maakt van reuk, waterverplaatsing en zicht. Volwassen dieren eten 1 tot 1,5 kg per dag. Otters hebben een sterke voorkeur voor ruig begroeide, bosachtige oeverzones en rotsachtig kustzones. Bij dichtvriezen van wateren zoeken ze snel stromende beken, rivieren, open kwelwater, windwakken, spuiwakken bij gemalen en kustzones op of maken ze gebruik van holen, hutten en dammen gemaakt door bevers. Otters krijgen het hele jaar door jongen, meestal twee of drie, maar er is een piek van geboorten in de zomer en herfst. Winterse omstandigheden, voedselrijkdom (vis en amfibieën) en de aanwezigheid van geschikte dagrustplaatsen in de oeverzone zijn bepalend voor de aanwezige aantallen. Otters kunnen bij hoge dichtheden aan menselijke activiteiten gewend raken. Ze kunnen 11 tot 15 jaar oud worden.
Verspreiding
Otters waren tot het midden van de vorige eeuw in Europa (en in Nederland) een algemene verschijning in allerlei wateren en het kustgebied. Aan het eind van de twintigste eeuw was de soort echter uit grote delen van West-Europa verdwenen of ernstig bedreigd. Oorzaken van deze achteruitgaan waren jacht, vervolging, een toename van slachtoffers in visfuiken en door het verkeer, en een grote gevoeligheid voor belastingen met PCB’s. In 1989 verdronk in Friesland de laatst waargenomen otter in een visfuik, hoewel er tot 1992 sporen van een otter zijn vastgesteld.
Vanaf ongeveer 1995 is er sprake van een herstel bij de nog resterende populaties dankzij de vermindering van de waterverontreiniging, beveiligingen tegen inzwemmen in visfuiken, faunapassages onder verkeerswegen en bij bruggen en de herintroductie van bevers. Na 1992 werd volgens het ‘herstelplan leefgebieden otter’ gewerkt aan zijn terugkeer. Door herintroducties, die vanaf 2002 zijn uitgevoerd in de veengebieden van Noordwest Overijssel en Zuidoost Friesland, is daar in 2006 een kleine, zelfstandig reproducerende populatie otters aanwezig van 15-20 dieren. Vanuit deze populatie kunnen vooral jonge, wegtrekkende mannetjes in het hele land opduiken.
Bescherming
Het herstel van de otterpopulatie zal nog steeds mede afhankelijk zijn van verdere herintroducties. Bescherming van de soort zal zich vooral moeten richten op vermindering van de sterfte door menselijke invloeden zoals aanrijdingen en verdrinking in visfuiken. Verder moeten vervuilde waterbodems worden gesaneerd. Bij de muskusratbestrijding zullen bijvangsten, waaronder otters, voorkomen moeten worden, zeker in natuurgebieden. Dit kan door alleen gebruik te maken van methoden waarbij de gevangen dieren in leven blijven. De kwaliteit van (potentiële) leefgebieden kan worden verhoogd door inrichting van natte, ecologische verbindingszones, herstel van natuurlijke oeverzones en het toegankelijk maken van steile, kunstmatige oevers door aanleg van loopplanken: fauna uittree plekken, de zogenaamde fups. Daarnaast kunnen otters profiteren van de aanwezigheid en eventuele uitbreiding van bevers.
Bronnen
Deskundigheid
Zoogdiervereniging Alterra (Wageningen UR)
Literatuur
- Lammertsma, Dennis, Freek Niewold, Hugh Jansman, Loek Kuiters, Hans Peter Koelewijn, Maribel Perez Haro, Marjolein van Adrichem, Marie-Claire Boerwinkel & Jan Bovenschen 2006. Herintroductie van de otter: een succesverhaal? De Levende Natuur 107, nr 2: 42-47.
- Niewold, F.J.J., D.R. Lammertsma, H.A.H. Jansman & A.T. Kuiters 2003. De otter terug in Nederland. Eerste fase van de herintroductie in Nationaal Park De Weerribben. Alterra, Wageningen, Alterra-rapport 852. 70 p.
- Veen, J. & S. Broekhuizen 1992. Otter. In: Broekhuizen, S.., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeek & H.R. Thissen (red.), Atlas van Nederlandse zoogdieren. Stichting Uitgeverij van de KNNV, Utrecht: 178-185.
- Walter, J. 1989. De otter in perspectief; een perspectief voor de otter: herstelplan leefgebieden otter. Ministerie van Landbouw en Visserij, Den Haag. 125 p.
Website