Beschrijving
De noordse winterjuffer (Sympecma paedisca) is een onopvallende gekleurde juffer. Het insect behoort tot de pantserjuffers (Lestidae), die worden gekenmerkt door een enigszins glimmend, bronsgroen tot koperkleurig achterlijf. De soort heeft in het najaar een fraaie kopergroene tekening op het achterlijf. In tegenstelling tot de bruine winterjuffer (S. fusca) heeft de noordse winterjuffer een lobje in de tekening van de donkere rug van het borststuk. In rust vouwen de winterjuffers de vier vleugels samen aan een kant van het lichaam. In deze houding warmen ze sneller op gedurende de koelere perioden van het jaar waarin ze ook actief zijn.
Ecologie
De noordse winterjuffer is samen met de bruine winterjuffer een buitenbeentje onder de Nederlandse libellen. In tegenstelling tot alle andere libellen overwinteren ze als volwassen libel en niet als larve. Hierdoor hebben ze een voor libellen lange levensduur, die kan oplopen tot acht maanden. In het vroege voorjaar paren ze en worden de eitjes afgezet. Dit gebeurt in Nederland in matig voedselrijke laagveenwateren met een verlanding met riet (Phragmites australis) en grote en kleine lisdodde (Typha latifolia en T. angustifolia). Doorgaans zijn in de vegetatie nog sporen aanwezig uit eerdere verlandingsstadia, bijvoorbeeld met krabbenscheer (Stratiotes aloides). De eitjes worden afgezet in dode en drijvende plantenresten van lisdodde en riet, bij uitzondering in levende planten. Na ongeveer tien dagen komen de eitjes uit, waarna de larven zich in drie maanden ontwikkelen; dit is voor een libel in korte tijd. Omstreeks augustus sluipen de dieren uit. In het najaar jagen ze langs bosranden, in rietlanden en ruigten en op heideveldjes op kleine insecten. Als de kou invalt, hangen de winterjuffers in pollen pijpenstrootje (Molinia caerulea) en struikhei (Calluna vulgaris), soms ook aan takken van struiken. Gedurende de winter verplaatsen ze zich regelmatig lopend door de vegetatie. Incidenteel zijn de dieren zelfs lopend over sneeuw waargenomen. Met de eerste mooie dagen van maart gaan ze weer vliegen, waarna de voortplanting begint. Volwassen noordse winterjuffers zijn vaak bij het voortplantingswater te vinden in de riet- of lisdoddenvegetatie. Ze zitten graag op dode, bruingekleurde plantenstengels, waar ze nauwelijks opvallen. Mannetjes maken korte vluchten boven het water of langs de oevervegetatie en verjagen andere mannetjes die in de buurt komen. Structuurrijke vegetaties die verder van het water af liggen, worden als jachtgebied gebruikt. Overwinterende noordse winterjuffers zijn diep weggekropen in pollen pijpenstrootje aangetroffen.
Verspreiding
De noordse winterjuffer komt voor in een groot verspreidingsgebied in onder meer Japan, Rusland, Mongolië, en zuidwaarts tot in Irak. Ter hoogte van Polen houdt het aaneengesloten verspreidingsgebied op en splitst het in een noordelijke uitloper over Noord-Duitsland en een zuidelijke uitloper over de noordrand van de Alpen tot in Zwitserland. In Nederland wordt de uiterste westgrens van het areaal bereikt. In het begin van de eeuw was de noordse winterjuffer een vrij gewone verschijning boven de grote rivieren. Vanaf ongeveer 1960 ging de soort achteruit, en vanaf 1975 werd de noordse winterjuffer nog maar zeer incidenteel waargenomen in Nederland. In 1997 veranderde dit toen een populatie in de Weerribben werd ontdekt, en een jaar later een kleinere populatie op de Kuinderplas in de Noordoostpolder. Hier is sprake van een sterk herstel want de laatste jaren worden in deze gebieden honderden dieren waargenomen. Opmerkelijk is dat een vrij groot deel van de populatie in het najaar vertrekt in overwegend noordoostelijke richting en neerstrijkt op beschutte heideveldjes en smalle hooilanden in laagveengebieden in Drenthe, Friesland en Noordwest-Overijssel. Nader veldwerk zal uitwijzen of hier sprake is van uitbreiding naar geschikte gebieden in deze provincies. In 2004 werden in de Lindevallei (Zuid-Friesland) gemerkte dieren teruggevangen in het 18 km zuidoostelijk gelegen Uffelter Binnenveld (Drenthe).
Bescherming
De geleidelijke verdwijning van geschikte, jonge verlandingsstadia in de laagveenmoerassen is de oorzaak van de sterke achteruitgang in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Bovendien was in die jaren de waterkwaliteit op een dieptepunt. In veel laagveengebieden werd toen gebiedsvreemd water ingelaten om verdroging tegen te gaan. De noordse winterjuffer plant zich anno 2004 vooral voort in de verlandingszone van petgaten. In de Nederlandse laagveengebieden worden nu steeds meer nieuwe petgaten gegraven die toekomstig leefgebied betekenen voor deze soort. Noordse winterjuffers stellen waarschijnlijk hoge eisen aan de landhabitat, waar ze vanwege de overwintering een lange periode als imago doorbrengen. De aanwezigheid van voldoende afwisseling en beschutting is van belang. Welke eisen zij verder precies aan hun omgeving stellen, is echter nog onvoldoende bekend.
Vooral de populatie in de Weerribben is groot en blijft de laatste jaren tenminste stabiel. Omdat de soort op steeds meer plaatsen in Noord-Nederland opduikt, zijn de vooruitzichten positief te noemen. Of de soort ooit op eigen kracht de West-Nederlandse laagveenmoerassen kan herkoloniseren is onzeker, maar uitgesloten is het zeker niet.
Bronnen
Deskundigheid
De Vlinderstichting.
Literatuur
- Bos, F. & M. Wasscher, 1997. Veldgids Libellen. KNNV Uitgeverij, Utrecht.
- Griffioen, R.H.W. & H.M.G. Uilhoorn, 1998. De Noordse winterjuffer Sympecma paedisca (Brauer) in de Weerribben en de Kuinderplas. Brachytron 2 (2): 35-44.
- Kalkman, V.J. 2004. Noordse winterjuffer Sympecma paedisca (Brauer, 1877). EIS Nederland.
- Manger, R., 2004. Bijzondere terugvangsten van Noordse winterjuffers Sympecma paedisca in Drenthe. NVL-nieuwsbrief 8 (4): 12-13.
- Sternberg, K. & R. Buchwald, 1999. Die Libellen Baden-Württembergs (Band 2). Ulmer, Stuttgart.
- Wasscher, M., 2002. Sympecma paedisca, Noordse winterjuffer. In: Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, 2002. De Nederlandse Libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.
Websites