Uiterlijk
De mercuurwaterjuffer is 27 tot 31 mm lang en lijkt sterk op andere waterjuffersoorten. Het mannetje is blauw met zwart getekend en onderscheidt zich van andere soorten door subtiele verschillen in deze tekening. Zo staat op het tweede achterlijfssegment meestal een zwart figuurtje dat op een mercuriushelm lijkt. Naast enkele andere kleine verschillen in tekening is de vorm van de achterlijfsaanhangselen een goed determinatiekenmerk. Vrouwtjes hebben bleek geelgroen gekleurde zijkanten van het borststuk en achterlijf en zijn verder overwegend donker gekleurd. De vorm en kleur van het halsschild is een doorslaggevend determinatiekenmerk. Aan de achterzijde bevindt zich een smalle ononderbroken lichte streep en de achterrand heeft de vorm van een accolade.
Een vermoedelijke vondst van deze moeilijk te determineren soort dient goed te worden gedocumenteerd en door een deskundige te worden bevestigd.
Verspreiding
De mercuurwaterjuffer is uit Nederland verdwenen; de laatste waarneming dateert uit 1953. Voor die tijd zijn slechts twee zekere waarnemingen gedaan. In Duitsland en België is de soort ook zeldzaam, maar daar zijn recentelijk enkele nieuwe populaties ontdekt. De dichtstbijzijnde bekende populatie ligt bij Osnabrück, op 80 km van de Nederlandse grens.
De mercuurwaterjuffer is een zuidelijke soort en die in onze streken mogelijk van het opwarmende klimaat kan profiteren. Het is dan ook mogelijk dat de soort opnieuw in Nederland zal opduiken.
Leefgebied en voedsel
De mercuurwaterjuffer komt voor bij kalkrijke, zonnige beekjes, slootjes en weteringen met zandige bodem en goede doorstroming, die door kwel worden gevoed. Deze watertjes stromen relatief vaak door cultuurlandschap.
Meestal is een uitgebreide vegetatie in het water aanwezig, met onder ander kleine watereppe. Langs het water is een brede kruidenvegetatie aanwezig, zonder bomen of struiken die schaduw op het water zouden werpen.
Het voedsel van de mercuurwaterjuffer verschilt waarschijnlijk niet wezenlijk van dat van andere libellensoorten van vergelijkbare grootte. De larven leven van allerlei kleine waterdiertjes, de imago's van insecten die kleiner zijn dan zijzelf.
Verblijfplaatsen
Larven leven tussen de dichte ondergedoken vegetatie. Mogelijk bevinden zij zich 's winters in de modder op de bodem, maar hierover bestaat geen duidelijkheid. Volwassen dieren verwijderen zich meestal niet ver van het water. Ze rusten en jagen in de kruidenvegetatie langs de beek, tot 10 m afstand van het water. Geslachtsrijpe dieren zijn bij zonnig weer massaal in de emerse vegetatie van de beek te vinden. De mannetjes vertonen geen territoriaal gedrag. Eitjes worden onder de waterspiegel in tandempositie afgezet, in allerlei planten die in het water staan.
Eisen aan de omgeving
De mercuurwaterjuffer is een warmteminnende soort bij uitstek. De beekjes waarin de soort zich voortplant dienen in de volle zon te liggen en door kwel worden gevoed, waardoor de beekjes in de winter niet dichtvriezen en in de zomer niet droogvallen. Door de voeding van het kwelwater heeft het water meestal een kalkrijk en basisch karakter. In dergelijke beekjes is het hele jaar door een rijke emerse en submerse vegetatie aanwezig. Vaak worden de volgende soorten aangetroffen: kleine watereppe, watermunt, echte waterkers, moeras-vergeet-mij-nietje, beekpunge en sterrenkroossoorten. Op beide oevers dient minimaal een tien meter brede strook van opgaande kruidenvegetatie aanwezig te zijn, voor overnachting en schuilgelegenheid. De ontwikkeling van struiken en bomen op de oever is schadelijk.
Staat van instandhouding in Nederland
De mercuurwaterjuffer staat als 'verdwenen' op de Rode Lijst en in bijlage II van de Habitatrichtlijn. Dit betekent dat voor de soort speciaal beschermde gebieden moeten worden aangewezen indien in de toekomst populaties worden ontdekt.
De mercuurwaterjuffer komt momenteel, voor zover bekend, niet in Nederland voor. Het is echter niet ondenkbaar dat de soort toch nog ergens in ons land aanwezig is en over het hoofd wordt gezien. Het betreft namelijk een weinig opvallende soort in een biotoop dat gemakkelijk over het hoofd wordt gezien. De beekjes waarin de soort leeft zijn moeilijk op topografische kaarten te vinden en bovendien stromen ze vaak door landbouwgebieden. Deze voor ander libellensoorten weinig interessante gebieden worden door libellenonderzoekers onderbemonsterd.
De relatief korte afstand (ongeveer 100 kilometer) waarop populaties in de buitenland voorkomen maakt een nieuwe vestiging in principe mogelijk. De mercuurwaterjuffer is echter een zwakke vlieger, die dicht bij het voortplantingswater blijft en nauwelijks zwerfgedrag lijkt te vertonen.
Deskundigheid
De Vlinderstichting.
Literatuur
- Bos, F. & M. Wasscher, 1997. Veldgids Libellen. KNNV Uitgeverij, Utrecht.
- Kalkman, V., 2002. Coenagrion mercuriale, Mercuurwaterjuffer. In: Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, 2002. De Nederlandse Libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.
- Sternberg, K. & R. Buchwald, 1999. Die Libellen Baden-Württembergs (Band 2). Ulmer, Stuttgart.
Websites