Beschrijving
De meervleermuis (Myotis dasycneme) behoort tot de familie der gladneuzen (Vespertilionidae). Het geslacht Myotis is in Europa vertegenwoordigd met 16 soorten, waarvan er 8 in Nederland voorkomen. Na de vale vleermuis (M. myotis) is de meervleermuis de grootste met een lengte (kop-romp) van 6 tot 7 cm (gewicht 14 – 20 g) en een spanwijdte van 25 tot 32 cm. De meervleermuis heeft een ronde kop en langwerpige oren zonder insnijding aan de randen. De vacht is bruin tot grijsbruin aan de bovenzijde en lichter witgrijs aan de onderkant. De soort kan verward worden met watervleermuis (M. daubentonii), die overeenkomstig gekleurd is. Echter, deze is iets groter, heeft langere oren en vliegt (boven water) sneller en rechtlijniger. Ook de met een batdetector opgevangen echosignalen kunnen verward worden met de signalen die de watervleermuis uitzendt. De wetenschappelijke naam van de meervleermuis duidt op de witte haren die langs het onderbeen zitten (dasys = harig, cnèmè = kuit, in het Grieks).
Ecologie
De meervleermuis heeft in ons land ‘s zomers een ruime verspreiding in het noorden en westen. De belangrijkste kraamkolonies en foerageergebieden liggen in het laagveen-, zeeklei- en IJsselmeergebied van Holland, Utrecht, Friesland, Groningen en de Kop van Overijssel. Kraamkolonies van de soort bevinden zich in diverse typen gebouwen (kerken, boerderijen, woonhuizen), steevast in de nabijheid van waterrijke gebieden. De kraamkolonies variëren in grootte van enkele tientallen tot enkele honderden dieren. De mannetjes leven in de kraamtijd solitair of in kleine groepjes. De vleermuis vliegt na zonsondergang uit, waarbij afstanden tot zo’n 10 km worden overbrugd. Tijdens de vlucht worden houtwallen, waterwegen en andere structuren in het landschap gevolgd. Het foerageren gebeurt boven open water, zoals kanalen, vaarten, plassen en meren. Het dier vliegt met hoge snelheid laag over het water, waarbij insecten met de poten vanaf het water worden ‘geschept’. De voornaamste prooien zijn muggen, dansmuggen, schietmotten, haften, gaasvliegen, nachtvlinders en soms ook kleine kevers.
Na de kraamperiode vindt vanaf augustus de paring plaats in paargebieden die de mannetjes hebben ingenomen. Ook in wintergebieden wordt gepaard. Voor de trek naar overwinteringsgebieden legt de meervleermuis soms lange afstanden af, tot meer dan 300 km.
Verspreiding
Het verspreidingsgebied van de meervleermuis omvat noordelijk en oostelijk Europa; het strekt zich uit van Noord-Nederland en Denemarken tot in Rusland (met uitlopers tot in Siberië). Ons land ligt dus aan de westrand van dit areaal. Zwaartepunten van voorkomen zijn het laagland van Noordwest-Europa, de Baltische Staten en de omgeving van St.-Petersburg, benevens enkele kernen in de rivierdelta’s rond de Zwarte en Kaspische Zee. De meervleermuis ontbreekt in de Alpen en Zuid-Europa.
De belangrijkste overwinteringsplaatsen in Nederland liggen in de mergelgroeves van Zuid-Limburg en in bunkers in het Hollandse duingebied en bij Arnhem; in het bijzonder in bunkers tussen Katwijk en Den Haag overwinteren grote aantallen dieren. Een deel van de Hollandse populatie overwintert in de Ardennen, de Eifel. De Friese populatie vliegt grotendeels naar Duitsland (o.a. Sauerland en Teutoburgerwald). Kraamkolonies zijn tot nu toe (peildatum 2005) vooral gevonden in het westen en noorden van Nederland en aan de randmeren.
Bescherming
Hoewel de meervleermuis internationaal als bedreigd wordt beschouwd, is ze in Nederland (vooral in Holland en Friesland) niet zeldzaam. Ook lijkt het erop dat de soort in de afgelopen eeuw niet is afgenomen. De aantallen in Nederland werden in 1992 geschat op circa 10.000 exemplaren. Betrouwbare schattingen van de Europese en wereldpopulatie ontbreken, maar het is duidelijk dat de Nederlandse populatie hier een heel belangrijk deel van vormt.
Bronnen
Deskundigheid
Deskundigen op grond van artikel III, lid, 5 van de Overeenkomst voor de Bescherming van Populaties van Europese Vleermuizen (Bats Agreement). Zoogdiervereniging (VZZ). Regionale Vleermuiswerkgroepen.
Literatuur
- Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers (red.), 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. 2e druk. KNNV Uitgeverij, Utrecht.
- Limpens, Herman J.G.A., 2001. Beschermingsplan Vleermuizen van Moerassen. Rapport 2001.05. VZZ- Arnhem.
- Lina, P.H.C. & G. van Ommering, 1994. Rode lijst van bedreigde en kwestbare zoogdieren in Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. Rapport IKC natuurbeheer nr. 12.
Websites