Home › Soorten › Lepelaar (Platalea leucorodia ssp. leucorodia)
Soortbeschermingsplan lepaar (Ministerie van EL&I, 1994)
Beschermingsplan moerasvogels 2000-2004 (Ministerie van EL&I, 2000)
Soort in Bijlage I (artikel 4 lid 1 Vogelrichtlijn) met het beschermingsregime van de artikelen 3.1 en 3.2 Wet natuurbescherming, gepubliceerd in Staatsblad nummer 34, jaargang 2016.
Soort in Bijlage II Verdrag van Bern met het beschermingsregime van de artikelen 3.5 en 3.6 Wet natuurbescherming, gepubliceerd in Staatsblad nummer 34, jaargang 2016.
Publicatieblad van de Europese Unie L 236 van 23.9.2003 (selectie: Nota van Antwoord Vogelrichtlijn, Bijlage 1A in Bijlage 1; Ministerie van EL&I, 2000)
Publicatieblad van de Europese Unie L 215 van 27.8.2003 (selectie Nederlandse soorten: Ministerie van EL&I)
Convention on the Conservation of European Wildlife and Natural Habitats, Appendix II (selectie Nederlandse soorten: EL&I)
Convention on Migratory Species, Appendix 2 (selectie Nederlandse soorten: EL&I)
Agreement on the Conservation of African-Eurasian Migratory Waterbirds, Annex 2 (selectie Nederlandse soorten: Ministerie van EL&I)
Onbekend
Handboek Natuurdoeltypen, bijlage 3 (Ministerie van EL&I, 2001)
Landelijke natuurmeetnetten van het NEM in 2004 (CBS, 2005)
Foto Kees Venneker
Foto Marion Haarsma
Foto Hans van der Meulen
De Lepelaar heeft een voorkeur voor dynamische milieus op de overgang tussen zoet en zout en broedt daar op eilanden, in duinvalleien en kwelders, en in het binnenland ook in uitgestrekte moerassen met veel waterriet en wisselend waterpeil. De soort nestelt zowel op de grond (op eilandjes, drijftillen en rietpollen), als in toenemende mate in struiken als meidoorn, duindoorn en vlier. In het voorjaar bestaat het voedsel uit zoetwaterprooien (o.a. stekelbaars). Er wordt dan vooral gefoerageerd in ondiepe poldersloten, ondiepe platen en oeverzones en moerassen. In het getijdengebied wordt in het late voorjaar en in de zomer ook veel gefoerageerd op zoutwaterprooien (o.a. garnaal). Het voedselgebied strekt zich uit tot op 40 km van de broedkolonie. In de nazomer verzamelt de soort zich in de grote wateren met een gunstig voedselaanbod en veilige rustplaatsen, zoals het Lauwersmeer, de Oostvaardersplassen, het Wadden- en Deltagebied (SOVON 1987, Van der Hut 1992b, Jonker 1992, Ministerie van LNV 1994, Van Dijk & Overdijk 1996, Hollander & Huigen 1997, Schutte & Den Boer 1999).