Home › Soorten › Kleine mantelmeeuw (Larus fuscus ssp. intermedius)
Agreement on the Conservation of African-Eurasian Migratory Waterbirds, Annex 2 (selectie Nederlandse soorten: Ministerie van EL&I)
Handboek Natuurdoeltypen, bijlage 3 (Ministerie van EL&I, 2001)
Landelijke natuurmeetnetten van het NEM in 2004 (CBS, 2005)
Foto Kees Venneker
Het broedgebied van de Kleine Mantelmeeuw beperkt zich vrijwel geheel tot de directe omgeving van de kust, vooral het Delta- en het Waddengebied. De broedkolonies bevinden zich in grazige, moerassige gedeelten van duinen en kwelders, maar ook in industriegebieden, op opspuitterreinen, (op eilandjes) in afgesloten zeearmen, op sluiscomplexen en op daken van gebouwen. Het voedsel bestaat zowel uit mariene prooien (vooral vis) als ook uit terrestrische prooien afkomstig uit landbouwgebieden (zowel akkerland als grasland) en vuilnisbelten. De soort foerageert tot op zeer grote afstand van de kolonie, doorgaans binnen een straal van 135 km van de kolonie, maar afstanden tot 200 km zijn ook bekend (Noordhuis & Spaans 1992, Camphuysen 1995, Spaans 1998a).