Uiterlijk
Kleine, geelbruine tot olijfbruine vleermuis met opvallend kleine, donkerbruine tot zwarte oren. De kleine dwergvleermuis is lichter van kleur dan de gewone dwergvleermuis. Naar verhouding lange smalle vleugels, met een spanwijdte 18 tot 24 cm. Gewicht: 3,5-8 gram. De maten overlappen in absolute zin met die van de gewone dwergvleermuis, maar gemiddeld is de kleine dwergvleermuis kleiner en lichter.
Verspreiding,
In Nederland is deze kleine zustersoort van de gewone dwergvleermuis nog niet waargenomen. Anno 2005 worden geluidswaarnemingen dwergvleermuizen met een opvallend hoge frequentie actief gecontroleerd om na te gaan of deze waarnemingen eventueel op de kleine dwergvleermuis betrekking hebben.
Net als de gewone dwergvleermuis is dit een gebouwbewonende soort van het halfopen urbane milieu, met nog meer binding met water.
Leefgebied en voedsel
De kleine dwergvleermuis is een soort van gesloten tot half open landschap, die ten opzichte van de gewone dwergvleermuis nog meer in besloten landschap jaagt en dichter op de structuren in het landschap. Ze bewoont en bejaagt kleinschalig agrarisch landschap, dorpen en steden, parken en tuinen. Jaagt dicht op opgaande elementen: in bebouwing in tuinen en bij straatlantaarns, in bossen en langs de bosrand en in en langs lanen, bomenrijen, singels, houtwallen en holle wegen. Water en oevers vormen een zeer belangrijk elementen binnen dit kleinschalige jachtgebied.
Voedsel: net als de gewone dwergvleermuis vangt ze kleinere prooidieren uit de lucht, met een sterke voorkeur voor muggen, dansmuggen.
Verblijfplaatsen
Ook de verblijfplaatskeuze lijkt gelijk te zijn aan die van de gewone dwergvleermuis. De kleine dwergvleermuis gebruikt gedurende het hele jaar vooral gebouwen als verblijfplaats. Er in het buitenland echter ook verblijfplaatsen in bomen gevonden.
Begin mei groeperen de vrouwtjes zich in kraamkolonies, die een netwerk aan verblijfplaatsen bewonen meestal in spouwmuren, maar ook achter betimmering, daklijsten of onder de pannen. In de kraamkamers worden de jongen geboren en grootgebracht. Ieder vrouwtje krijgt 1 jong per jaar. De aantallen dieren in een verblijfplaats binnen het netwerk van een kraamkolonie kan variëren van vele tientallen tot meer dan vijfhonderd dieren. De kraamgroepen zijn dus beduidend groter dan bij de gewone dwergvleermuis. In deze periode zitten de mannetjes apart in kleine groepjes of alleen.
Kleine dwergvleermuizen gebruiken de verblijfplaatsen binnen het netwerk plaatstrouw, en lijken minder vaak te verhuizen dan gewone dwergvleermuizen. Als ze verhuizen worden de jongen meegenomen. Vliegroutes volgen lijnvormige landschapselementen zeer strikt.
Over de winterslaap is relatief weinig bekend. Er wordt aangenomen dat ook deze fase op met de gewone dwergvleermuis vergelijkbare wijze wordt doorlopen. Vermoedelijk gebruiken ze dus in winterperiode gebruiken vooral gebouwen als winterslaapplaats. Uit het buitenland zijn voor deze soort massale winterverblijven bekend.
Ook de mannetjes van de kleine dwergvleermuis bezetten meestal een territorium in bebouwde omgeving. Hier wordt vooral in de periode eind augustus t/m september fanatiek gebaltst. In landen waar de ruige en de gewone dwergvleermuis relatief zeldzaam zijn, worden vaak ook bomen gebruikt als paarplaats. Binnen een territorium in bebouwde omgeving bevindt zich hun paarplaats weer in allerlei spleten en gaten aan en in gebouwen. De precieze locatie is moeilijk vast te stellen.
Eisen aan de omgeving
Gesloten tot half open landschap, met relatief veel water. Vliegroutes tussen verblijfplaats en jachtgebied verlopen zeer strikt langs goed aaneengesloten lijnvormige structuren in het landschap zoals bomenrijen, singels en oevers.
Staat van instandhouding in Nederland
Nog niet waargenomen in Nederland.
Deskundigheid
- Deskundigen aangewezen op grond van artikel III, lid, 5 van de Overeenkomst voor de Bescherming van Populaties van Europese Vleermuizen (Bats Agreement).
- Zoogdiervereniging.
- Regionale Vleermuiswerkgroepen.
Literatuur
- Dietz, M. & M. Weber, 2000. Baubuch Fledermäuse. Eine Ideensammlung für fledermausgerechtes Bauen + CD-ROM. AK Wildbiologie an der Justus-Liebig-Universität Gießen
- Limpens, H.J.G.A., 2002 2005. Cursusmaterialen t.b.v. de cursus "vleermuizen en planologie". Zoogdiervereniging VZZ / Eco Consult & Project Management.
- Limpens, H.J.G.A., P.Twisk & G. Veenbaas, 2004. Met vleermuizen overweg. Brochure over vleermuizen en de wijze waarop bij planning, aanleg, reconstructie en beheer van wegen praktische invulling kan worden gegeven aan de wettelijke zorgplicht voor vleermuizen. Uitgave Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Dienst Wegen Waterbouwkunde, Delft, en de Zoogdiervereniging, Arnhem. 24 pp.
- Handboek Natuurdoeltypen 2001, 2e geheel herziene editie. Rapport Expertisecentrum LNV nr. 2001/020, Ministerie van LNV.
- Lina, P.H.C. & G. van Ommering, 1994. Rode lijst van bedreigde en kwestbare zoogdieren in Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. Rapport IKC natuurbeheer nr. 12.
Websites