Uiterlijk
De juchtleerkever is met een lengte van 25-30 mm een tamelijk grote en opvallende kever. Beschrijvingen en afbeeldingen zijn voorhanden in de standaardwerken over kevers en in diverse boeken die speciaal over Scarabaeoidea handelen. De naam dankt de soort aan geur die de dieren verspreiden die doet denken aan juchtleer wat vooral in Rusland vroeger gemaakt werd van de huiden van halfvolwassen rundvee. Deze geur is soms zo sterk dat de kevers soms eerst geroken worden voordat ze gezien worden.
Verspreiding
Uit Nederland zijn in totaal 23 exemplaren van 14 verschillende vindplaatsen bekend. Het grootste deel hiervan stamt uit de 19e eeuw. Uit de 20e eeuw zijn slechts zes vondsten bekend, alle uit Zuid-Limburg, waar O. eremita zich kennelijk het langst heeft weten te handhaven. Het laatste uit Nederland bekende exemplaar werd in 1946 in een oud loofbos te Wijnandsrade (Limburg) verzameld. Een overzicht van de verspreiding en het voorkomen van deze soort in Nederland is te vinden in Huijbregts (2003).
Leefgebied en voedsel
De larven van Osmoderma eremita leeft in molm van dikke, holle loofbomen waarbij bomen met een open of halfopen standplaats geprefereerd worden. Het gaat dan ook vaak om bomen in houtwallen of bosranden. Soms worden afgebroken stammen gebruikt. Bomen met grote hoeveelheden molm (tientallen liters) en zonbeschenen holtes (expositie zuid tot west) hebben zijn voorkeur. De molm moet een zekere vochtigheid bezitten. Levende bomen worden daarom meestal geprefereerd boven dode bomen. Osmoderma eremita is polyfaag, maar in Noordwest-Europa vormen eik en beuk de belangrijkste gastbomen. Geschikte holtes ontstaan pas in eiken die 150 tot 200 jaar oud zijn. In sommige gebieden van Europa vormen ook knotwilgen een belangrijke habitat.
Het molm van de holle bomen wordt door de larven keer op keer gegeten. Uiteindelijk bestaat de molm voor een groot deel uit Osmoderma-uitwerpselen. De larven knagen echter ook de aangetaste delen van de boom weg, waardoor de holte steeds groter wordt. De kevers kunnen vliegen maar leggen vermoedelijk hooguit één of twee kilometers af.
Verblijfplaatsen
De larven leven drie tot vier jaar lang in het molm wat zich bevindt in holtes in dikke loofbomen. Na de verpopping kunnen de kevers de holte verlaten maar meestal blijven in de directe nabijheid van de boom.
Eisen aan de omgeving
De juchtleerkever is afhankelijk van de aanwezigheid van loofbomen met daarin grote met molm gevulde holten. Daarbij gaat de voorkeur uit naar levende bomen die zonbeschenen zijn. Doordat de holten een voldoende omvang moeten hebben zijn alleen oude bomen geschikt. De juchtleerkever heeft een geringe dispersiecapaciteit. Daarom is het nodig dat er binnen niet al te grote afstand meerdere geschikte bomen aanwezig zijn zodat het wegvallen van een boom niet gelijk het einde van een populatie betekend.
Staat van instandhouding in Nederland
In grote delen van Europa is de soort sterk achteruit gegaan of reeds uitgestorven. In Duitsland is de soort sterk achteruit gegaan. Recente vondsten stammen vooral uit het oosten van Duitsland. Sinds 1990 is één vondst in de nabijheid van de Nederlandse grens gedaan, in de omgeving van Bentheim. In België zijn uit de provincies Brabant, Limburg en Luik 15 verschillende vindplaatsen bekend. De laatste bevestigde waarneming dateert van 1944. Uit 2002 stamt een onbevestigde melding van 'Vallée de la Berwinne' bij Visé.
Vanaf het begin dat in ons land serieus naar insecten werd gekeken - globaal tweehonderd jaar geleden - was de juchtleerkever al tamelijk zeldzaam. In die periode waren zeer dikke holle bomen ook al zeldzamer. De vangsten lijken dan ook afkomstig van de laatste relictpopulaties, die nu definitief in Nederland zijn uitgestorven. Dikke, holle bomen komen in Nederland nauwelijks voor en omvangrijke Osmoderma-populaties in de nabijheid van de Nederlandse grens ontbreken. Osmoderma eremita is buitengewoon honkvast. Van sommige populaties is geschat dat slechts 15% van de volwassen individuen de boom waarin zij hun larvale ontwikkeling hebben volbracht verruilen voor een andere. De exemplaren die hun broedboom verlaten leggen waarschijnlijk ook slechts kleine afstanden af. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat deze soort zich op korte termijn op eigen kracht weer in Nederland zal vestigen.
Deskundigheid
In Nederland zijn er nagenoeg geen mensen die ervaring hebben met deze soort. Informatie over deze soort wordt bijgehouden door stichting EIS-Nederland.
Literatuur
- Fartmann, T., H. Gunnemann, P. Salm & E. Schröder 2001. Berichtpflichten in Natura-2000-Gebieten. Bundesamt für Naturschutz, Bonn-Bad Godesberg.
- Huijbregts, H. 2003. Beschermde kevers in Nederland (Coleoptera). Nederlandse Faunistische Mededelingen 19: 1-34.
- Klausnitzer, B. & F.T. Krell 1996. Scarabaeidae. Die Larven der Käfer Mitteleuropas 3: 37-89.
- Luce, J. M. 1996. Osmoderma eremita (Scopoli, 1763). Council of Europe Nature and Environment Series 79: 64-69.
- Ranius, T. & J. Hedin 2001. The dispersal rate of a beetle, Osmoderma eremita, living in tree hollows. Oecologia 126: 363-370.
- Ranius, T. & S.G. Nilsson 1997. Habitat of Osmoderma eremita Scop. (Coleoptera: Scarabaeidae), a beetle living in hollow trees. Journal of Insect Conservation 1: 193-204.
- Ranius, T., L.O. Aguado, K. Antonsson, P. Audisio, A. Ballerio, G.M. Carpaneto, K. Chobot, B. Gjurašin, O. Hanssen, H. Huijbregts, F. Lakatos, O. Martin, Z. Neculiseanu, N.B. Nikitsky, W. Paill, A. Pirnat, V. Rizun, A. Ruicanescu, I. Süda, P. Szwalko, V. Tamutis, D. Telnov, V. Tsinkevich, V. Versteirt, V. Vignon, M. Vögeli, & P. Zach in prep. Osmoderma eremita (Coleoptera: Cetoniidae) in Europe.
- Schaffrath, U. 2003a. Zu Lebensweise, Verbreitung und Gefährdung von Osmoderma eremita (Scopoli, 1763) (Coleoptera; Scarabaeoidea, Cetoniidae, Trichiinae), Teil 1. Philippia 10: 157-248.
- Schaffrath, U. 2003b. Zu Lebensweise, Verbreitung und Gefährdung von Osmoderma eremita (Scopoli, 1763) (Coleoptera; Scarabaeoidea, Cetoniidae, Trichiinae), Teil 2. Philippia 10: 249-336.
- Stegner, J. 2002. Der Eremit, Osmoderma eremita (Scopoli, 1763) (Col., Scarabaeidae), in Sachsen: Anforderungen an Schutzmassnahmen für eine prioritäre Art der FFH-richtlinie. Entomologische.
Websites