Beschrijving
De ingekorven vleermuis (Myotis emarginatus) behoort evenals de meervleermuis (M. dasycneme) en de vale vleermuis (M. myotis) tot de familie der gladneuzen (Vespertilionidae). Binnen deze familie worden de geslachten Myotis en Plecotus gekenmerkt door het ontbreken van een spoorlob aan het spoorbeen. De ingekorven vleermuis is een middelgrote vleermuis (4-5 cm kop-romp; 22-24,5 cm spanwijdte; gewicht 7-15 g) met grote, brede oren, waarvan de rand halverwege een scherpe bocht naar binnen maakt; op dit laatste kenmerk duidt de naam emarginatus wat betekent: ingekorven. De rug is donkerbruin tot roodbruin, de buik lichter. In winterslaap is de soort te herkennen aan de ruitvorm, de warrige vacht en haar recht naar beneden hangende oren, die tot voorbij de onderarmen reiken. De soort brengt een zeer zacht echosignaal voort op de batdetector.
Ecologie
De ingekorven vleermuis vormt kraamkolonies op de zolders van gebouwen (kerken, kastelen), in Zuid-Europa ook in grotten. De dieren keren jaarlijks terug naar dezelfde verblijfplaatsen en prefereren daarbij plekken met gemiddelde temperaturen van 25-30oC. Dit zijn ook optimale temperaturen voor de hoefijzerneussoorten (Rhinolophus), waarmee de ingekorven vleermuis regelmatig ruimten deelt. Kraamkolonies van de ingekorven vleermuis bestaan uit twintig tot enkele honderden volwassen vrouwtjes, die hoogstens één jong per jaar krijgen. Net als veel andere inheemse vleermuissoorten zoeken de dieren hun voedsel in een gevarieerd, parkachtig landschap met boomgroepen of boomgaarden. Deze voedselgebieden liggen in de nabijheid (tot op enkele kilometers) van de kraamkolonie. De ingekorven vleermuis is een typische oppervlakteplukker: het dier verschalkt insecten van bladeren of muren. Tijdens het vliegen vangen ze ook prooien in de lucht. In Nederland overwintert de ingekorven vleermuis in mergelgroeven in Zuid-Limburg, waar ze vooral in de grotere stelsels dekking zoeken, tamelijk ver verwijderd van de ingangen, waar de temperaturen het meest stabiel blijven (5-9oC). De winterverblijven kunnen op grote afstand (tot meer dan 100 km) van de kraamkolonies liggen. De ingekorven vleermuis wordt gemiddeld 3 jaar oud, maar de hoogst waargenomen leeftijd bedraagt maar liefst 18 jaar.
Verspreiding
De ingekorven vleermuis heeft een zuidelijk verspreidingsgebied dat zich uitstrekt van Marokko in het westen tot in Iran in het oosten. Nederland en Zuid-Polen vormen de noordgrens van dit areaal. Sinds de jaren 1970 is deze vleermuis in ons land alleen ten zuiden van Roermond gesignaleerd, terwijl de soort daarvoor ook voorkwam in Noord-Brabant en (incidenteel) in Noord-Holland. Momenteel zijn er twee kraamkolonies in de omgeving van Echt. Voorts bevinden zich enkele kraamkolonies vlak over de landsgrens met België (in de Voerstreek en ten noorden van Antwerpen), van waaruit de soort zich mogelijk ook naar Nederland verplaatst om voedsel te zoeken.
Bescherming
De aantallen van de ingekorven vleermuis zijn de laatste halve eeuw op veel plaatsen sterk afgenomen, zodat de soort nu in vrijwel geheel Europa zeldzaam en bedreigd is. In ons land zijn de overwinterende aantallen teruggelopen van ongeveer 600 exemplaren in de jaren 1950 (destijds was het een van de talrijkste overwinterende soorten) naar 50 tot 70 in de jaren 1980. Dit aantal wordt ook anno 2005 nog gehaald. De zomerverspreiding was ongeveer vijftig jaar geleden ruimer dan tegenwoordig. Andere zuidelijke soorten, zoals de grote hoefijzerneus (Rhinolophus ferrumequinum), de kleine hoefijzerneus (R. hipposideros) en de vale vleermuis, geven een overeenkomstige afname te zien. De oorzaken van de achteruitgang zijn niet met zekerheid bekend. Mogelijk was het ringen in de jaren veertig en vijftig niet bevorderlijk voor de overleving van overwinterende vleermuizen in de Limburgse mergelgroeven. Voor een doeltreffende bescherming van de huidige populaties ingekorven vleermuizen is meer kennis noodzakelijk over de habitateisen die de dieren stellen aan de verblijfplaatsen, verbindingsroutes en jachtgebieden.
Bronnen
Deskundigheid
Deskundigen op grond van arikel III, lid, 5 van de Overeenkomst voor de Bescherming van Populaties van Europese Vleermuizen (Bats Agreement). Zoogdiervereniging. Regionale Vleermuiswerkgroepen.
Literatuur
- Bal, D., H.M. Beije, M. Fellinger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal en F.J. van Zadelhoff (2001). Handboek Natuurdoeltypen (tweede, geheel herziene editie). Rapport Expertisecentrum LNV nr. 2001/020.
- Buys, J. 1996. Grijze grootoorvleermuizen op Noord en Midden Limburgse kerkzolders. Natuurhistorisch Maandblad jg. 85, nr. 3, p. 50-53.
- Buys, J., H. Heijligers, & M. Dorenbosch, 1999. Voor vleermuizen de kerk in. Natuurhistorisch Maandblad, jg. 88, nr. 5, p. 82-93.
- Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers (red.), 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. 2e druk. KNNV Uitgeverij, Utrecht.
- Limpens, H. J.G.A. 2001. Beschermingsplan Vleermuizen van Moerassen. Rapport 2001.05. Zoogdiervereniging.
- Lina, P.H.C. & G. van Ommering, 1994. Rode lijst van bedreigde en kwestbare zoogdieren in Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. Rapport IKC natuurbeheer nr. 12.
Websites