Uiterlijk
De iepenpage is een vrij kleine bruine vlinder (vleugellengte 15 mm), met op de ondervleugel een dunne witte lijn in de vorm van een W. Langs de buitenrand van de ondervleugel is een oranje met zwarte baan aanwezig en verse dieren hebben een opvallend staartje. Dit staartje is bij oudere exemplaren vaak verdwenen.
Verspreiding
De iepenpage heeft een verborgen levenswijze. Het grootste deel van zijn leven brengt hij door in de boomkruinen van forse iepen. Soms komt hij naar beneden om te foerageren of om eitjes af te zetten. Hierdoor is de verspreiding van deze soort niet volledig bekend.
Vanaf het begin van de twintigste eeuw tot het eind van de jaren zeventig is de omvang van het Nederlandse leefgebied waarschijnlijk niet wezenlijk veranderd. Er waren veel populaties in Zuid-Limburg en waarschijnlijk ook bij Nijmegen en Arnhem. De overige waarnemingen betreffen vermoedelijk zwervers. In 1977 brak de iepziekte uit en werden vele zieke en gezonde iepen gekapt. Vaak werden er nieuwe iepen aangeplant, maar deze jonge bomen waren nog niet geschikt als waardplant. De iepenpage is hierdoor sterk achteruitgegaan en leek in de jaren tachtig verdwenen te zijn. In 1992 werden in een stadspark in Heerlen rupsen en poppen in een pluimiep gevonden. Deze iep is tamelijk resistent tegen de iepziekte en is minder vaak gekapt. Daarnaast was bij Geulle vermoedelijk ook nog een populatie aanwezig. In 2001 is verder een iepenpage waargenomen in Nijmegen. Het is onduidelijk of het hier om een zwerver of om een populatie gaat.
In 2004 zijn diverse vlinders gezien in Heerlen en Kerkrade. Ook in 2005 was de soort daar nog aanwezig. Gezien de verborgen leefwijze van de iepenpage is het mogelijk dat er in Limburg nog meer populaties van deze soort aanwezig zijn.
Leefgebied en voedsel
De iepenpage komt voor op plaatsen waar de waardplant (iep) staat op zonnige, maar wel beschutte plaatsen. Dat gaat om kleinschalig gevarieerd bosgebied, parken, maar ook het stedelijke gebied zelf. Populaties kunnen langere tijd overleven op een of enkele waardbomen.
De rupsen van de iepenpage leven zowel op gladde en ruwe iep als op sommige gekweekte cultivars van de iep. Meestal wordt het eitje bij een eindknop gelegd op de buitenste twijgen in de kruin van de boom. De rups eet aanvankelijk de knoppen en bloemen, later de zaden en bladeren. Er zijn meldingen van ei-afzet op nog niet bloeiende iepen, maar dit was steeds op plaatsen waar ook bloeiende iepen aanwezig waren.
De vlinders leven vooral in de boomkruin van honingdauw. ´s Ochtends en in de vroege avond komen ze wel eens naar beneden en worden dan gezien op bloemen of op vochtige delen van zandwegen. In Nederland is dit echter nog nooit waargenomen. Waarnemingen in het buitenland zijn onder andere gedaan op braam, akkerdistel, fluitenkruid en koninginnenkruid.
Verblijfplaatsen
De vlinders verblijven vrijwel hun hele leven in de kruin van de waardboom. De eitjes overwinteren op de knoppen van de iep. De rupsen rusten aan de onderzijde van de bladeren en eten voornamelijk van de bloemen en knoppen. Ze verpoppen zich ook aan de onderzijde van het blad.
Eisen aan de omgeving
Hoewel de iepenpage een uiterst zeldzame vlinder is, lijken er geen heel speciale eisen te worden gesteld aan de leefomgeving. Forse bloeiende iepen in een redelijk zonnige en beschutte omgeving lijken te voldoen.
Staat van instandhouding in Nederland
De iepenpage staat als 'ernstig bedreigd' op de Rode Lijst en wordt beschermd volgens de Flora- en faunawet.
Deskundigheid
De Vlinderstichting.
Literatuur
- Bink, F.A. (1992) Ecologische Atlas van de Dagvlinders van Noordwest-Europa. Schuyt en Co., Haarlem.
- Bos, F.G., M.A. Bosveld, D.G. Groenendijk, C.A.M. van Swaay & I. Wynhoff (2006). De dagvlinders van Nederland verspreiding en bescherming. Nederlandse Fauna 7. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & EIS-Nederland, Leiden. In samenwerking met De Vlinderstichting, Wageningen.
- Davies, M. (1992). The White-letter Hairstreak. British Butterfly Conservation Society, Colchester.
- Hermann, G. (1994). Habitatbindung, Gefährdung und Schutz de Ulmen-Zipfelfalters in Baden-Württemberg mit Anmerkungen zur Verbreitung. Jh. Ges. Naturkde. Württemberg 150: 223 236.
- Ommering, G. van, I. van Halder, C.A.M. van Swaay & I. Wynhoff (1995) Bedreigde en kwetsbare dagvlinders in Nederland : toelichting op de Rode Lijst. IKC-rapport nr. 18 IKC-Natuurbeheer, Wageningen.
Websites