Beschrijving
De grote vuurvlinder (Lycaena dispar) behoort tot de blauwtjesfamilie (Lycaenidae). In weerwil van de naam, is de grote vuurvlinder vrij klein; de vleugellengte bedraagt gemiddeld 21 mm. De mannetjes zijn fel oranje gekleurd, de vrouwtjes zijn dof oranje met een tekening van zwarte vlekken. Bij de Nederlandse ondersoort (L. dispar batava) is de onderzijde van de ondervleugels blauwgrijs met een opvallend rode band langs de vleugelrand, waarmee het aanwezige patroon van zwarte stippen sterk contrasteert. In vlucht valt het ‘knipperen’ van de oranje bovenkant en grijsblauwe onderkant goed op. De rups is een groene zwarte rups met een plat slakachtig uiterlijk zonder duidelijke kop of staart.
Ecologie
De waardplant van de rups van de grote vuurvlinder is de waterzuring (Rumex hydrolapathum) in ons land een algemene moerasplant. De eitjes worden afgezet in hoge vegetatie waarin deze plant veel voorkomt. De vlinder komt daarom voor in uitgestrekte laagveenmoerassen, waarbinnen de voorkeur uitgaat naar kruidenrijke plaatsen die in vegetatiekundig opzicht behoren tot het veenmosrietland (associatie Pallavicinio-Sphagnetum), een vegetatietype met ijl riet (Phragmites australis) en veenmossen (Sphagnum) dat deel uitmaakt van het habitattype ‘Overgangs- en Trilveen’. Door geleidelijke verzuring (na 10-15 jaar) worden veenmosrietlanden evenwel minder geschikt voor de vlinder, mogelijk doordat het voedingsgehalte van de waardplanten bij een lagere zuurgraad afneemt. De vlinders leven van nectar van ruigtesoorten als grote kattenstaart (Lythrum salicaria), grote valeriaan (Valeriana offcinalis) en koninginnenkruid (Eupatorium cannabinum). Dit betekent dat de huidige geschikte gebieden na enkele tientallen jaren ongeschikt worden als leefgebied. Voor het voortbestaan van de Nederlandse ondersoort van deze vlinder is het zeer belangrijk dat er steeds weer nieuw leefgebied ontstaat door verlanding van het open water.
De rupsen eten in eerste instantie alleen de onderkant van de bladeren van de waterzuring waardoor een soort venster ontstaat. Ze overwinteren aan de voet van de plant, tussen verdorde bladeren. In het voorjaar worden ze weer actief. Medio juni verpoppen ze zich, waarna twee weken later de vlinders uitkomen. De vlinders vliegen van juni tot eind augustus. De tamelijk honkvaste mannetjes verdedigen een territorium van 100 tot 400 m2. De vrouwtjes zwerven over grote afstanden (tot 20 km) op zoek naar mannetjes of – na de paring – geschikte waardplanten. Door de grote territoria is de dichtheid van de soort laag.
Verspreiding
De areaalgrens van de grote vuurvlinder loopt in het noorden van Europa van Oost-Engeland via Noord-Duitsland naar Zuidoost-Finland en in het zuiden van Zuidwest-Frankrijk via Noord-Italië tot in Oost-Azië. Binnen dit gebied komt de soort verspreid voor, waarbij verschillende ondersoorten worden onderscheiden. De in Nederland voorkomende ondersoort L. dispar batava is tot ons land beperkt. Deze vlindersoort komt hier versnipperd voor op enkele locaties in de laagveengebieden van Noordwest-Overijssel en Zuidoost-Friesland. Oude waarnemingen (voor 1980) hebben ook betrekking op dit deel van ons land, maar het aantal vindplaatsen was destijds groter en het areaal was toen meer aaneengesloten.
Bescherming
De grote vuurvlinder is een van de meest bedreigde diersoorten van ons land. Binnen het beperkte areaal van deze ondersoort zijn de populaties in aantal sterk achteruitgegaan. Populaties zijn nog maar uit drie gebieden in ons land met zekerheid bekend: de Weerribben, de Wieden en de Rottige Meenthe. Van deze is alleen in de Weerribben het aantal voortplantingslocaties zo hoog dat nog van een duurzaam overlevende populatie kan worden gesproken. De achteruitgang heeft te maken met verlies aan geschikt habitat. Door ontginning en verdroging zijn allerlei moerasgebieden in de voorbije eeuw ongeschikt geworden voor de soort. Door het beëindigen van de rietcultuur (rietsnijden) zijn veel veenmosrietlanden in de loop van afgelopen eeuw dichtgegroeid met wilgenstruweel of moerasbos. Door maaibeheer kan het vegetatietype langer in stand gehouden worden, maar ook in dat geval worden de veenmosrietlanden door geleidelijke verzuring minder geschikt voor de vlinder. Ook het tijdstip van maaien is van belang. Maaien in de vroege herfst geeft de beste overlevingskans voor de vlinder. Vroeger maaien leidt tot verdwijnen van de waterzuring (juli-augustus), of tot grote sterfte onder eieren en rupsen (juli-september) of poppen (juni). Een alternatief is een gefaseerd maaibeheer in percelen. Voor het behoud van deze tot Nederland beperkte vlinder is een combinatie van drie maatregelen van levensbelang: (1) een specifiek maaibeheer, (2) nieuwe leefgebieden maken, onder meer door het uitgraven van nieuwe petgaten, zodat zich de juiste verlandingsgemeenschappen ontwikkelen en (3) de bestaande vindplaatsen onderling verbinden.
Bronnen
Deskundigheid
De Vlinderstichting
Literatuur
- Arends, H. & H.H. de Vries 2005. Beheer grote vuurvlinder in De Wieden. Rapport VS2005.022, De Vlinderstichting, Wageningen.
- Bink, F.A. 1992. Ecologische Atlas van de Dagvlinders van Noordwest-Europa. Schuyt en Co., Haarlem.
- Ommering, G. van, I. van Halder, C.A.M. van Swaay & I. Wynhoff 1995. Bedreigde en kwetsbare dagvlinders in Nederland : toelichting op de Rode Lijst. IKC-rapport nr. 18 IKC-Natuurbeheer, Wageningen.
- Oostermeijer, J.G.B. 1996. Actieplan Grote vuurvlinder, maatregelen voor behoud en uitbreiding. Rapport VS 96.27, De Vlinderstichting, Wageningen.
- Sanders, M.E., A.H. Prins, E.P.A.G. Schouwenberg & R.M.A. Wegman 2004. Identificatie van geschikt leefgebied voor de Grote vuurvlinder; Een ecohydrologisch effectvoorspellingsmodel. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1073.
- Soomers, H. 2004. Modelling the viability of a population of the Large Copper (Lycaena dispar batava) in the Netherlands. Report SV2004.005. Dutch Butterfly Conservation, Wageningen.
- Swaay, C.A.M. van 2000. Beschermingsplan grote vuurvlinder 2000-2004. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. 's-Gravenhage.
- Vries, H.H. de 2001. Evaluatie Overlevingsplan grote vuurvlinder. Eindrapport fase 2. Rapport 2001.026, De Vlinderstichting, Wageningen.
- Vries, H.H. de, S. Ens, H. Arends, I. Silva & C.A.M. van Swaay 2005. Grote vuurvlinder in Overijssel. Bezoek en advies 2004. Rapport VS2005.025, De Vlinderstichting, Wageningen.
Websites