Beschrijving
De grote modderkruiper (Misgurnus fossilis) is een fraaie, langwerpige vis (gemiddeld 20 tot 25 cm, maximaal 30 cm) uit de familie van de modderkruipers (Cobitidae). De soort heeft tien tastdraden op de kop en lijkt hierdoor enigszins op de kleine modderkruiper (Cobitis taenia; zie daar voor de verschillen). In de paaitijd is het mannetje oranjekleurig. Hij heeft dan aan het einde van zijn lichaam aan weerskanten oranje, ovaalvormige excretiebulten. In de volksmond wordt de grote modderkruiper ook wel fluitaal, aalpieper genoemd, wat duidt op het fluitende geluid dat de vis maakt als hij wordt opgepakt. Dit geluid wordt veroorzaakt door lucht die via de anus de darmen verlaat. De darm van de grote modderkruiper fungeert als een soort long om zuurstof op te nemen, naast opname via de kieuwen en de huid. Vroeger werd de vis door boeren in wekflessen gehouden als een soort barometer, omdat hij onrustig wordt bij luchtdrukschommelingen. Van daar de volksnamen weeraal en donderaal. De Engelse naam is daarom ‘weatherfish’.
Ecologie
De grote modderkruiper leeft in ondiep, stilstaand of zeer langzaam stromend water waarin veel planten aanwezig zijn en waar op de bodem een dikke modderlaag aanwezig is. De soort wordt het meest aangetroffen in kleine wateren, vooral in poldersloten met een goede waterkwaliteit. Vaak betreft het locaties met basisch (alkalisch) kwelwater. Ook komt de soort voor in langzaam stromende rivieren en beken. De vis paait van maart tot eind juni op ondiepe plekken, doorgaans dicht langs de oevers in holten of onder de beschutting van overhangende begroeiing, bijvoorbeeld wilgen, of drijvende watervegetatie. De eieren worden zowel in de watervegetatie als op kale waterbodems afgezet. De eitjes komen na acht tot negen dagen uit. De jonge vissen zijn na twee jaar geslachtsrijp, bij een lengte van circa 15 cm. Net als de kleine modderkruiper vindt de soort zijn voedsel in de bodem, waarbij ze allerlei kleine dieren eten, zoals wormen, watervlooien, muggenlarven en kreeftjes. De vis is ‘s nachts actief en verblijft overdag in de bovenste bodemlaag, die behalve modder veel organisch materiaal bevat. De grote modderkruiper heeft verschillende aanpassingen om lange tijd in de modderlaag te overleven, ook als de waterlaag opdroogt. De levensfuncties worden dan tot een minimum beperkt, waarbij de vis op een levend fossiel gaat lijken, vandaar de wetenschappelijke naam. Een dikke slijmlaag beschermt dan de grote modderkruiper tegen uitdroging en zuurstof wordt dan uitsluitend opgenomen via huidademhaling.
Verspreiding
Het areaal van de grote modderkruiper loopt van West-, Midden- en Oost-Europa tot aan de Oeral. De soort ontbreekt in Engeland, het Alpengebied, Zuid-Europa en Scandinavië. In Noordwest-Europa ligt het zwaartepunt in de laagvlakte van Nederland, Noord-Duitsland en Polen. In Nederland was de grote modderkruiper in de jaren 30 en 50 van de vorige eeuw een algemene vis in zoet water. De vele volksnamen wijzen daarop. Tegenwoordig is de grote modderkruiper alleen plaatselijk algemeen. Concentraties worden aangetroffen in West-Brabant, de laagveengebieden van Noordwest-Overijssel en in boezemwateren in het rivierengebied. Een van de grootste populaties wordt aangetroffen in de Zouweboezem, een natuurreservaat bij Ameide, waar de vis het hoofdmenu vormt voor de purperreiger (Ardea purpurea, een bedreigde soort). Daarnaast komt de soort sporadisch voor in beken van Limburg, Overijssel en Drenthe en ontbreekt de vis in Zeeland.
Bescherming
Er zijn sterke aanwijzingen dat de soort na 1950 in ons land is achteruitgegaan, maar precieze gegevens ontbreken omdat de grote modderkruiper lastig is te bemonsteren. Binnen Nederland wordt de soort relatief vaak aangetroffen; in Duitsland en België is de grote modderkruiper veel zeldzamer. Intensief (mechanisch) schonen van sloten is nadelig voor de soort omdat daarbij waterplanten en modderlagen worden verwijderd. Daarnaast heeft het koppelen van wateren vermoedelijk een negatieve invloed, omdat samen met gebiedsvreemd water ook andere vissoorten binnenkomen, zoals de baars, die jaagt op jonge grote modderkruipers. De soort is waarschijnlijk weinig concurrentiekrachtig: kenmerkend voor de locaties met veel grote modderkruipers zijn de lage aantallen van andere vissoorten.
Bronnen
Deskundigheid
Stichting Reptielen, Amfibieën en Vissenonderzoek Nederland (RAVON).
Literatuur
- Emmerik, W.A.M. van & H.W. de Nie 2005. De zoetwatervissen van Nederland, ecologisch bekeken. Vereniging Sportvisserij Nederland, Bilthoven.
- Jong, Th. H. de, 2002. Amfibieën, vissen en baggeren: richtlijnen voor het baggeren van wateren met betrekking tot het voorkomen van kwetsbare en bedreigde amfibieën en vissen. Bureau Viridis, Culemborg.
- Jong, Th de, R.Beenen & P.Heuts 2003. Atlas van de Utrechtse vissoorten. Provincie Utrecht/De Stichtse Rijnlanden.
- Nie, H.W. de, 1997. Bedreigde en kwetsbare zoetwatervissen in Nederland. Voorstel voor een Rode Lijst. Stichting Atlas Verspreiding Zoetwaterivssen, Nieuwegein.
Websites