Uiterlijk
De grote hoefijzerneus is een grote soort met een gewicht van 14 tot 34 gram en brede vleugels met ronde vleugelpunten en een spanwijdte van 33- 40 cm. Typisch is de hoefijzervormige neusflap rond de neusgaten en het vioolvormig zadel, waarmee ze hun echolocatiegeluid bundelen en richten. Ze hebben grote ronde oren en een lichte grijsbruine tot rossige vacht. In rust vouwen hoefijzerneuzen hun vleugels om hun lichaam.
Verspreiding
De grote hoefijzerneus komt momenteel niet in Nederland voor en is voorheen altijd zeer zeldzaam geweest in Nederland. De enige kraamkolonie bevond zich in rond 1940 in het Belgische deel van de St. Pietersberg, waar nog tot in de jaren vijftig in de zomer dieren gevonden werden. Het aantal overwinteraars nam in die periode al af en sinds 1980 is de soort daar niet meer waargenomen. In het begin van de jaren 90 is een vijftal jaren een individu overwinterend in het Fort bij Rijnauwen waargenomen. Het is onduidelijk of dit een dwaalgast of wellicht een getransporteerd dier betrof. In Europa licht de verspreiding ten zuiden van Nederland met zuidwest Wales en het zuiden van Engeland, België, Luxemburg en Duitsland als noordgrens.
Leefgebied en voedsel
De grote hoefijzerneus jaagt in allerlei halfopen structuurrijke landschappen. Vanaf hun verblijfplaats volgen ze lijnvormige elementen naar individuele jachtterritoria van ca 6 ha. De meeste dieren blijven in de buurt van de verblijfplaats (> 3 a 4 km), maar afstanden tot 15 km komen voor. In de loop van de nacht worden wel 25 tot 50 km afgelegd. Ze jagen langs heggen, bosranden en oevers van rivieren en meren waarbij ze langzaam vliegend langs en door de vegetatie prooien uit de lucht vangen, of hangend aan een tak prooien detecteren en deze dan achtervolgen en vangen. Ze vangen selectief grotere nachtvlinder en keversoorten en in mindere mate emelten, steenvliegen en wespen.
Verblijfplaatsen
Grote hoefijzerneuzen hangen in grote groepen vrij aan het plafond op warmere vaak lijsteengedekte (kerk)zolders of in warmere streken in onderaardse ruimtes (gebouwen of grotten). Een kraamkolonie bewoont meestal een centrale belangrijke verblijfplaats, welke is omgeven door een netwerk van satellieten. De verblijfplaatsen worden zeer trouw bewoond, en individuele dieren hebben territoriale hangplekken binden deze verblijfplaats. Bij verhuizingen tussen de verblijfplaatsen worden ook de jongen mee verhuisd. De groepen kunnen enkele tientallen tot vele honderden dieren groot zijn, waarbij de grotere aantallen vooral in zuid en zuidoost Europa gevonden worden.
Als winterverblijf worden vooral relatief warme onderaardse verblijven (grotten, groeves, en kelders, vanaf 7 garden Celcius) gebruikt. In gebieden met relatief milde winters wordt er ook op de zolders overwinterd. Tijdens milde winters wordt ook in de winter gefoerageerd. Mannetjes bezetten territoria op zolders en in onderaardse structuren in de buurt van de door de kraamgroepen gebruikte verblijfplaatsen en in de als winterverblijf gebruikte structuren. Hier vindt de paring plaats. Grote hoefijzerneuzen worden in het najaar ook zwermend bij de winterverblijven waargenomen. Met als grootste bekende verplaatsingen tussen zomer- en winterverblijven van ca 145 km geldt de grote hoefijzerneus als een middellange afstandstrekker.
Eisen aan de omgeving
Halfopen structuurrijk landschap met loof- en gemengd bos en water. Kleinschalige landschapsstructuur met aaneengesloten verbindende elementen in de vorm van begroeide oevers, lanen, bosranden, en heggen.
Staat van instandhouding in Nederland
Niet meer aanwezig in Nederland. Voorkomen en verspreiding onvoldoende bekend en/of onderzocht. Recent niet meer opgenomen op de Rode Lijst van kwetsbare en bedreigde zoogdieren. Europese Habitatrichtlijn bijlage II.
Deskundigheid
- Deskundigen aangewezen op grond van artikel III, lid, 5 van de Overeenkomst voor de Bescherming van Populaties van Europese Vleermuizen (Bats Agreement).
- Zoogdiervereniging.
- Regionale Vleermuiswerkgroepen.
Literatuur
- Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers (red.), 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. 2e druk. KNNV Uitgeverij, Utrecht.
- Limpens, H.J.G.A., 2002 2005. Cursusmaterialen t.b.v. de cursus "vleermuizen en planologie". Zoogdiervereniging VZZ / Eco Consult & Project Management.
- Limpens, H.J.G.A., P.Twisk & G. Veenbaas, 2005. Bats and road construction. Brochure about bats and the ways in which practical measures can be taken to observe the legal duty of care for bats in planning, constructing, reconstructing and managing roads. Published by the Dutch Ministry of Transport, Public Works and Water Management Directorate-General for Public Works and Water Management, Road and Hydraulic Engineering Institute, Delft, the Netherlands and the Association for the Study and Conservation of Mammals, Arnhem, the Netherlands, 24 pages.
- Handboek Natuurdoeltypen 2001, 2e geheel herziene editie. Rapport Expertisecentrum LNV nr. 2001/020, Ministerie van LNV.
- Lina, P.H.C. & G. van Ommering, 1994. Rode lijst van bedreigde en kwestbare zoogdieren in Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. Rapport IKC natuurbeheer nr. 12.
- Ohlendorf, B., (Ed). 1997. Zur Situation der Hufeisennasen in Europa. Arbeitskreis Fledermäuse Sachsen-Anhalt e.V. 182 pp.
- Ransome, R.D & A. M. Hutson, 2000. Action plan for the conservation of the greater horseshoe bat in Europe (Rhinolophus ferrumequinum). Nature and environment, No. 109. 1-55. Council of Europe Publishing, Strasbourg.
Websites