Beschrijving
De groenknolorchis (Liparis loeselii,orchideeënfamilie) staat in vroegere flora’s onder de Nederlandse naam Sturmia te boek. Het is een laag blijvend, geelgroen orchideetje met een ijle tros van vier tot acht, weinig opvallende bloemen. De plant bloeit in de voorzomer. De stengel draagt aan de voet twee breed/ langwerpige bladeren. De stengelvoet is verdikt tot een knol, die wordt omhuld door de basis van de beide bladeren en een paar vliezige scheden.
Ecologie
De soort is gebonden aan zonnige tot licht beschaduwde, onbemeste grond, die onder invloed staat van basisch (alkalisch) grondwater. Het meest wordt de plant aangetroffen in trilvenen en duinvalleien. In duinvalleien bestaat de grond uit min of meer humeus, kalkhoudend zand; incidenteel (tijdens stormvloeden) kunnen de standplaatsen met zout water overspoeld raken. ‘s Winters staan de groeiplaatsen vaak ondiep onder water. In trilvenen, waar de ondergrond uit een pakket veen bestaat, is sprake van een vrijwel constante waterhuishouding: het vegetatiedek (de kragge) gaat met het water op en neer. De soort groet hier op lage, natte plaatsen op niet- of weinig vergraven veengrond, in met veen dichtgroeiende sloten en poeltjes, op oevers van veeneilandjes en in bevloeide rietlanden. De vroegere groeiplaatsen op de pleistocene zandgronden hadden de meeste verwantschap met die van de veengebieden; de soort groeide hier in moerassen en natte laagten op blijvend natte standplaatsen met voortdurende toevoer van basisch water.
Uit recent onderzoek blijkt dat groeiplaatsen altijd maar een korte periode geschikt zijn, zodat het van belang is dat er voortdurend nieuwe plekken ontstaan, waar de plant zich kan vestigen. De plant verdwijnt uit trilvenen door bosontwikkeling, na het staken van het maaibeheer of door verzuring als gevolg van voortschrijdende verlanding in moerassen. Ook uit natte duinvalleien verdwijnt de plant na enige tijd. Plantensociologisch wordt de groenknolorchis beschouwd als een kensoort van het knopbies-verbond, het Caricion davallianae.
Verspreiding
Het verspreidingsgebied van de groenknolorchis omvat de gematigde zone van het noordelijke halfrond. Het meest wordt de groenknolorchis aangetroffen in oostelijk Noord-Amerika en in het laagland van Midden- en Oost-Europa. Ons land ligt aan de westrand van het Europese verspreidingsgebied; verder westwaarts komt de soort slechts sporadisch voor, evenals in het noorden, zuiden en zuidoosten van Europa. Binnen dit tamelijk omvangrijke areaal is de soort echter overal zeldzaam. Tot aan het midden van de vorige eeuw omvatte het verspreidingsgebied in Nederland alle duingebieden als ook een groot aantal plaatsen in het binnenland, zowel in veengebieden als in pleistocene beekdalen. Tegenwoordig komt deze orchidee nog het meest voor in de duinen van de Waddeneilanden (vooral op Texel, Schiermonnikoog en Terschelling), Voorne en Schouwen, in de Grevelingen, op de Hoofdplaat in Zeeuws-Vlaanderen, in het grensgebied van Holland en Utrecht, en in Noordwest-Overijssel. Uit de pleistocene zandgebieden is deze orchidee geheel verdwenen; de laatste groeiplaatsen in Twente en Noord-Brabant gingen in de jaren 1950 en 1960 verloren. De groenknolorchis ging gedurende de 20e eeuw achteruit van vindpaatsen in 100 naar 46 atlasblokken. Desondanks zijn er, in verhouding tot de ons omringende landen, toch nog veel populaties aanwezig in Nederland.
Bescherming
De achteruitgang van de groenknolorchis in ons land is in hoofdzakelijk te wijten aan ontwatering en ontginning, maar ook zijn veel groeiplaatsen verdwenen als gevolg van spontane successie. In de duinen heeft waterwinning een zware tol geëist. In veengebieden, zoals in het Vechtplassengebied, is de achteruitgang mede toe te schrijven aan watervervuiling en vermindering van kwel. Effectief beheer van de nog resterende groeiplaatsen moet gericht zijn op de waterhuishouding: zorgen voor de toevoer van basisch kwelwater. Verder moet het dichtgroeien van de standplaatsen met hoger opschietende moerasplanten en (dwerg)struiken worden tegengegaan. De groenknolorchis heeft zich de afgelopen decennia weten te vestigen op plekken waarvan de plant in het verleden niet vermeld is. Daarom neemt men aan dat het verspreidingsvermogen geen beperkende factor vormt. Deze orchidee is geen uitgesproken pionierplant, maar een voortdurend aanbod van nieuwe standplaatsen is een voorwaarde voor een duurzaam behoud van de groenknolorchis.
Bronnen
Externe deskundigheid
Stichting FLORON, Leiden WUR-Alterra, Wageningen
Literatuur
- Anselin, A. en D. Bauwens, 2003. Advies van het Instituut voor Natuurbehoud A/2003.24, België. Basisinformatie voor de fiches van Bijlage II soorten van de Europese Habitatrichtlijn, Rapport nr. IN.A.2003.24.
- Bal, D., H.M. Beije, M. Fellinger, R. Haverman, A.J.F.M. van Opstal en F.J. van Zadelhoff, 2001. Handboek Natuurdoeltypen. tweede geheel herziene editie. Rapport Expertisecentrum LNV nr. 2001/020, Wageningen.
- Dulmen, A.T.J. en B. Odé (in prep.). Landelijke FLORON-inventarisatie Groenknolorchis 2005 Uitvoering Inhaalslag Motie Van der Ham 2005. Stichting FLORON, Leiden.
- Groen, C.L.G. en B.V. Vreeken, 2002. Voorkomen van Habitatrichtlijnsoorten vaatplanten in Nederland vóór en na 1980. Rapport 2002.27. Stichting FLORON, Leiden. Hartman, Y., 2004. Levensvatbaarheid van de Groenknolorchis in Nederland, een kwestie van beheer op schaal. Lezing FLORON-KNBV Variadag 2004.
- Janssen, J.A.M. en J.H.J. Schaminée, 2004. Europese natuur in Nederland. Soorten van de Habitatrichtlijn. KNNV Uitgeverij, Utrecht.
- Kreutz, C.A.J. en H. Dekker, 2000.De orchideeën van Nederland: ecologie, verspreiding, bedreiging, beheer. Uitgave B.J. Seckel en C.A.J. Kreutz, Raalte en Landgraaf.
- Meijden, R. van der, B. Odé, C.L.G. Groen, J.P.M. Witte & D. Bal., 2000. Bedreigde en kwetsbare vaatplanten in Nederland. Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. Gorteria 26: 85-208. Odé B. en Bolier A., 2003. Groenknolorchis op de kaart. Gorteria 29:33-37.
- Rossenaar, A.J.G.A., 2002. Recent onderzoek naar Groenknolorchis: 20.000 exemplaren in Nederland! Gorteria 28 (2/3): 49. Stichting Floristisch Onderzoek Nederland, Jaarverslag 2001.
- Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra en T. Westra, 1994. Nederlandse oecologische flora. Wilde planten en hun relaties, deel 5. KNNV Uitgeverij/ IVN.
Websites