Beschrijving
De elft (Alosa alosa) behoort tot de haringachtigen (Clupeidae), een familie van doorgaans betrekkelijk kleine, zilverkleurige vissen. Met een gemiddelde lengte tussen 30 en 50 cm en een maximale lengte van ruim 80 cm is de elft de grootste vertegenwoordiger van deze familie. Het geslacht Alosa onderscheidt zich van de rest van de haringachtigen door het bezit van twee verlengde schubben aan het begin van de staartvin. De elft lijkt sterk op haar familielid de fint (A. fallax), maar wordt (gemiddeld) langer en heeft een groter aantal aanhangsels op de eerste kieuwboog: 90 tot 155 bij de elft, 35 tot 60 bij de fint. Het aantal kieuwboogaanhangsels neemt toe met de lengte; de gegeven aantallen gelden dan ook voor een lengte van minimaal 30 cm (elft) en 25 (fint) cm. Exemplaren met 60 tot 90 kieuwboogaanhangsels zijn mogelijk kruisingen tussen beide soorten.
Ecologie
De elft is een anadrome vissoort: ze wordt geboren in zoet water, trekt later naar zee en keert aan het eind van haar leven terug naar de rivieren om te paaien. Er bestaan echter ook, net als bij vele trekvissoorten, niet-trekkende (land-locked) populaties. In Nederland, waar de elft als uitgestorven wordt beschouwd, kwam de soort alleen voor als trekvis. De vissen paaiden stroomopwaarts in Duitsland, onder meer in de Rijn, Moezel en Neckar. Het paaien van de elft vindt boven grindbeddingen in kalm water langs de hoofdstroom, in nevengeulen, zijarmen of tussen kribben. Trek- en paaigedrag worden beïnvloed door de watertemperatuur: vanaf 11-12oC beginnen de vissen in kleine groepen te trekken. De trekdrang verdwijnt bij temperaturen boven 17-20oC. De stroomopwaartse migratie van de Rijnpopulatie viel tussen mei en half juni, wat de elft de bijnaam Meivis opleverde. Het paaien gebeurt ‘s nachts. De vissen scheren vlak onder het wateroppervlak in scholen rond, terwijl honderdduizenden eitjes en wolken zaad worden afgezet. De uitgepaaide dieren sterven vrijwel allemaal voordat ze de zee weer hebben bereikt. De eieren worden bevrucht en zinken naar de stenige rivierbodem. Na enkele dagen komen de eieren uit. De jonge elften groeien snel en blijven een tot twee jaar in de rivier alvorens naar zee te trekken. Een elft leeft maximaal zeven jaar. In ons land vormde het zoetwatergetijdengebied vroeger een belangrijke opgroeiplaats voor elften.
Verspreiding
De elft heeft een oostatlantisch verspreidingsgebied, dat zich uitstrekt van Marokko en het westelijk deel van de Middellandse Zee tot in Ierland, Noorwegen en IJsland. Aan de andere kant van de oceaan, in Noord-Amerika, komen enkele verwante soorten voor. In het noorden van Europa is de elft zo goed als uitgestorven, terwijl des soor tin Zuid-Europa zeldzaam is geworden. De Rijn herbergde vroeger een grote populatie van deze vis. Na de zalm (Salmo salar) was de elft in de 19e eeuw in ons land zelfs de belangrijkste commerciële vissoort. Vooral bij het binnentrekken van de rivieren, vanaf maart tot in juni, werd de soort intensief bevist, zowel op de Rijn als op de Maas en de IJssel. Vanaf 1900 nemen de aantallen echter snel af, aanvankelijk vooral door overbevissing maar later ook door aantasting en vernietiging van de paaigebieden in Duitsland, dit als gevolg van kanalisatie van rivierlopen en afgraving van grindbeddingen. In de jaren 1930 werden de laatste Rijnelften in ons land gevangen. De visserij was intussen overgeschakeld op de minderwaardige (kleinere en meer graat bevattende) fint. Slechts bij uitzondering wordt in ons land tegenwoordig nog een elft gevangen. In Duitsland werden tussen 1970 en 1996 twintig vangsten gerapporteerd in de Rijn, in Nederland vijf.
Bescherming
Voor de wederopbouw van een vitale populatie van de elft in onze wateren zal de passeerbaarheid van dammen, en stuwen in de rivieren moeten verbeteren. Het geplande, aangepaste beheer van de Haringvlietsluizen kan, samen met de vistrappen in Rijn en Maas, de stroomopwaartse migratiemogelijkheden verbeteren. Daarnaast is herstel nodig van de paaiplaatsen (grindbeddingen op luwe plaatsen) in Duitsland. Naar verwachting kan het herstel slechts langzaam optreden, omdat de Noordzee maar een geringe hoeveelheid elften bevat en er geen grote hoeveelheden jonge vissen voor handen zijn voor uitzetting.
Bronnen
Deskundigheid
Imaris (voormalige Rijksinstituut voor visserijonderzoek) Sportvisserij Nederland (voormalig OVB, Organisatie ter Verbetering van Binnenvisserij).
Literatuur
- Emmerik, W.A.M. van & H.W. de Nie 2005. De zoetwatervissen van Nederland, ecologisch bekeken. Vereniging Sportvisserij Nederland, Bilthoven. Nie, H.W. de, 1997. Bedreigde en kwetsbare zoetwatervissen in Nederland. Voorstel voor een Rode Lijst. Stichting Atlas Verspreiding Zoetwatervissen, Nieuwegein.
Websites