Uiterlijk
Het dwergdikkopje is een klein (vleugellengte 12 mm) bruingrijzig dikkopje. Op de bovenkant van de voorvleugel bevindt zich een rij lichter gekleurde vlekken, die vooral bij de vrouwtjes opvalt.
Verspreiding
Aan het begin van de 20e eeuw kwam het dwergdikkopje in vrijwel alle kalkgraslanden voor en tot 1930 is het in Zuid-Limburg een vrij algemene vlinder geweest. Daarna ging de soort achteruit en omstreeks 1965 was hij al zeer zeldzaam. De laatste populaties vlogen op de Bemelerberg (tot 1975) en in het Gerendal (tot 1981). Na 1981 zijn ook geen zwervers meer gezien. Het dwergdikkopje komt nog wel minder dan een kilometer over de grens voor in België op de Sint Pietersberg.
Leefgebied en voedsel
Het dwergdikkopje leeft in de ruige delen van warme droge graslanden. In ons gematigde klimaat zijn dit vooral kalkgraslanden. De soort heeft een voorkeur voor de delen waarin grote pollen gevinde korststeel, in ons land de enige waardplant van de rups, voorkomen. Deze grassoort is niet zeldzaam op kalkgraslanden, maar is ongeschikt voor het dwergdikkopje als hij wordt gemaaid of afgegraasd, omdat de eitjes of rupsen dan worden afgevoerd.
Verblijfplaatsen
Het dwergdikkopje komt in ons land alleen op kalkgraslanden voor. De waardplant is gevinde korststeel. De eitjes worden in kleine series afgezet in een ingerold verdord blad van een grote pol gevinde kortsteel. Als het rupsje uit het eitje komt, spint hij een coconnetje in de schede van een dorre grasstengel. Daarin overwintert hij zonder eerst te eten.
Eisen aan de omgeving
Kalkgraslanden met een gevarieerd beheer, waarbij ook ruigere delen tot ontwikkeling komen met onder andere grote pollen gevinde kortsteel. Een deel van de vegetatie moet in het beheer worden ontzien. De rups overwintert namelijk vrij hoog in de pol.
Staat van instandhouding in Nederland
Verdwenen uit Nederland. Het dwergdikkopje staat op de Rode Lijst en is beschermd onder de Flora- en faunawet.
Deskundigheid
De Vlinderstichting.
Literatuur
- Bink, F.A. (1992) Ecologische Atlas van de Dagvlinders van Noordwest-Europa. Schuyt en Co., Haarlem.
- Bos, F.G., M.A. Bosveld, D.G. Groenendijk, C.A.M. van Swaay & I. Wynhoff (2006). De dagvlinders van Nederland verspreiding en bescherming. Nederlandse Fauna 7. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & EIS-Nederland, Leiden. In samenwerking met De Vlinderstichting, Wageningen.
- Ommering, G. van, I. van Halder, C.A.M. van Swaay & I. Wynhoff (1995) Bedreigde en kwetsbare dagvlinders in Nederland : toelichting op de Rode Lijst. IKC-rapport nr. 18 IKC-Natuurbeheer, Wageningen.
- Thomas, J.A. (1983). The ecology and status of Thymelicus acteon (Lepidoptera: Hesperiidae) in Britain. Ecological Entomology 8 (4), 427-435
- Thomas, J.A. (1990). The conservation of adonis blue and lulworth skipper butterflies: two sides of the same coin. In: Hillier, S.H.; Walton, D.H.W. &
- Wells, D.A. (eds.) Calcareous grasslands Ecology and Management. Proceedings of a joint British Ecological Society / Nature Conservancy Council symposium, 14-16 September 1987 at the University of Sheffield. Bluntisham Books, Bluntisham, Huntingdon, pp. 112-117
- Thomas, J.A.; Bourn, N.A.D.; Clarke, R.T.; Stewart, K.E.; Simcox, D.J.; Pearman, G.S.; Curtis, R. & Goodger, B. (2001). The quality and isolation of habitat patches both determine where butterflies persist in fragmented landscapes. Proceedings of the Royal Society of London, Series B, Biological Sciences 268, 1791-1796
- Bourn, N.A.D. & Thomas, J.A. (2002). The challenge of conserving grassland insects at the margins of their range in Europe. Biological Conservation 104 (3), 285-292
Websites