Uiterlijk
De bronslibel is 50 tot 54 mm lang. Net als andere leden uit de familie van de glanslibellen heeft de bronslibel opvallende metaalgroene ogen en een groenglanzend borststuk. Het achterlijf is donkergroen tot zwart en glanst als metaal. Over de rug van het achterlijf loopt een rij oranjegele vlekken; deze ontbreekt bij alle andere glanslibellen. Het mannetje heeft een uitermate slank achterlijf, dat echter aan het uiteinde duidelijk knotsvormig is verbreed. Het achterlijf van het vrouwtje is minder slank en mist de verbreding.
Verspreiding
De bronslibel heeft in Europa een zuidwestelijke verspreiding en uit Nederland zijn slechts enkele waarnemingen bekend, die tevens de meest noordelijke in Europa zijn. In de jaren twintig van de vorige eeuw is de soort een aantal keren gezien in de omgeving van het riviertje de Aa bij Berlicum in Noord-Brabant. In 1976 werden tenminste één en mogelijk enkele dieren gezien bij de Kleine Dommel te Eindhoven en in 1982 een mannetje en een vrouwtje bij de Dommel, eveneens nabij Eindhoven. In de jaren twintig is voortplanting vastgesteld, maar mogelijk heeft de bronslibel zich ook later enkele jaren in Nederland voortgeplant.
Momenteel bevinden de dichtstbijzijnde populaties zich op de Ourthe in België (circa 50 km van de Nederlandse grens) en op de Our op de Duits-Luxemburgse grens.
De bronslibel kan over aanzienlijke afstanden zwerven. Gezien de temperatuurstijging die de afgelopen jaren is vastgesteld, kan worden verwacht dat deze zuidelijke soort opnieuw in Nederland zal opduiken.
Leefgebied en voedsel
De bronslibel is een soort van natuurlijke beken en kleine rivieren met een matige stroomsnelheid. Deze beken en rivieren hebben een bodem met fijn sediment, veel bomen op de oever en weinig planten in het water. In andere delen van Europa komt de soort ook voor op snelstromende beken, kanalen en meren.
Het voedsel van de bronslibel verschilt waarschijnlijk niet wezenlijk van dat van andere libellensoorten van vergelijkbare grootte. De larven leven van allerlei waterdiertjes, de imago's van vliegende insecten die kleiner zijn dan zijzelf.
Verblijfplaatsen
De larven leven op of ingegraven in het zand of de modder op rustige plaatsen in de beek of rivier. Jonge imago's verwijderen zich van het water en jagen langs bosranden, bospaden en dergelijke. Geslachtsrijpe mannetjes maken laag over het water patrouillevluchten en verjagen andere libellen. Eitjes worden vooral afgezet op plaatsen met overhangende oevervegetatie, losse boomwortels, enzovoorts.
Eisen aan de omgeving
De beek of rivier mag niet vervuild zijn, zodat er voldoende zuurstof in het water zit. Een natuurlijk, rustig stromingsprofiel met bochten is van belang. Verder dient een groot gedeelte van de beek in de halfschaduw te liggen. De beken en rivieren waar bronslibel in de ons omringende landen voorkomt, worden dan ook begeleid door wilgenbosjes en populierenrijen.
Teveel schaduw kan de beek echter ook ongeschikt maken: de bronslibel is geen echte bosbeeksoort.
Staat van instandhouding in Nederland
De bronslibel staat niet op de Nederlandse Rode Lijst, omdat ten tijde van het opstellen van deze lijst nog niet werd aangenomen dat de soort zich in Nederland had voortgeplant. Wel staat de soort op de IUCN-lijst van mondiaal bedreigde diersoorten en in bijlage II en IV van de Habitatrichtlijn.
Deskundigheid
De Vlinderstichting.
Literatuur
- Bos, F. & M. Wasscher, 1997. Veldgids Libellen. KNNV Uitgeverij, Utrecht.
- Sternberg, K. & R. Buchwald, 1999. Die Libellen Baden-Württembergs (Band 2). Ulmer, Stuttgart.
- Wasscher, M., 2002. Oxygastra curtisii, Bronslibel. In: Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, 2002. De Nederlandse Libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.
Websites