Kenmerken
Van de drie soorten van het geslacht Nyctalus in Europa, komen in ons land naast de bosvleermuis (Nyctalus leisleri) alleen nog de rosse vleermuis (N. noctula) voor. De bosvleermuis is met een lengte van circa zeven centimeter, een gewicht van 13 tot 20 gram en een spanwijdte van 26 tot 32 centimeter duidelijk kleiner dan de rosse vleermuis. Ook heeft de bosvleermuis een valere rugvacht en een donkerdere haarbasis. De oren zijn relatief breed en driehoekig, met een korte paddenstoelvormige tragus (oorklepje) en met vier tot vijf dwarsplooien aan de buitenrand. Ook in de vlucht is de bosvleermuis duidelijke kleiner dan de rosse vleermuis en zijn de piekfrequenties en het ritme van de echolocatie goed te onderscheiden.
Ecologie
De bosvleermuis is in ons land een zeer zeldzame soort van bossen en het kleinschalige agrarische cultuurlandschap. Bosvleermuizen jagen op een vergelijkbare wijze als rosse vleermuizen, maar wat dichter bij de vegetatie. Ze scheren op boomkruinhoogte langs bomenrijen en bosranden, of hoog in de lucht (tot op meer dan 100 m hoogte) boven water of moeras. Direct na het uitvliegen of bij winderig weer jagen bosvleermuizen veel lager boven open plekken in het bos, langs beschutte bosranden of zelfs in het bos. Straatlantaarns en andere verlichting in de buurt van water worden volop opgezocht vanwege het prooiaanbod. Ze jagen in een snelle, rechtlijnige vlucht in lange banen met plotselinge duikvluchten en uitvallen, en vangen tijdens een achtervolgingsjacht insecten met vleugels of staartvlieghuid uit de lucht. De prooien zijn relatief klein tot middelgroot en omvatten dansmuggen, langpootmuggen, vliegen, nachtvlinders, schietmotten, kevers en gaasvliegen. In de zomer wordt de soort in Nederland en Duitsland vooral in boomholten en vleermuiskasten gevonden. In bijvoorbeeld Ierland verblijft ze ook veel op zolders of achter dakranden. De groepsgrootte varieert van 20 tot 50 dieren op het vasteland van Europa tot vele honderden in Ierland. De groepen leven in een netwerk verdeeld over meerdere verblijfplaatsen. Ze verhuizen relatief vaak. Bosvleermuizen jagen tot op relatief grote afstand (20 km) van de verblijfplaats. Bij het uitvliegen worden lanen en bosranden als geleidende structuur gebruikt, maar ze vliegen vaak direct vanuit het kronendak of de bosrand de hoogte in. De bosvleermuis bezet in het najaar een territorium door vanuit een vaste verblijfplaats in een boomholte of kast te roepen. Als winterverblijf zijn voor de bosvleermuis vooral boomholtes, maar ook zolders en andere plekken in gebouwen worden gebruikt. De winterslaapperiode duurt van oktober/november tot in april. Langere slaapperioden worden bij mild weer steeds weer afgewisseld met fasen waarin grote groepen dieren uitzwermen en soms andere verblijfplaatsen opzoeken. De bosvleermuis geldt als lange-afstandstrekker. De grootst bekende verplaatsing tussen zomer- en wintergebieden bedraagt ongeveer 1.500 km.
Verspreiding
De bosvleermuis komt in een groot deel van Europa voor, maar is – met uitzondering van Ierland – nergens algemeen. Op het vasteland komen de meeste waarnemingen uit Centraal-Europa. De soort ontbreekt in Scandinavië en het noorden van Groot-Brittannië. De noordgrens van het areaal loopt ongeveer over ons land.
In 1993 werd de populatie bosvleermuizen in Nederland op 100 tot 500 dieren geschat. Schattingen van de Europese populatie zijn niet bekend. De bosvleermuis is in Nederland een zeer zeldzame soort waarover nog veel onduidelijkheid bestaat. Twee kraamverblijfplaatsen, gevonden in de jaren tachtig van de vorige eeuw in Limburg, zijn daarna niet meer teruggevonden. Er zijn wel aanwijzingen voor voortplanting in Zuid- en Oost-Nederland door vondsten van paargezelschappen in vleermuiskasten (Overijssel en Zuid-Limburg). De bosvleermuis is waargenomen in het oosten en zuiden van het land. Daarnaast zijn enkele waarnemingen van migrerende bosvleermuizen uit de kuststreek in Zuid-Holland en Noord-Holland (inclusief Texel) bekend. De soort is op meer plaatsen te verwachten dan momenteel bekend is en dan vooral in Oost- en Zuid-Nederland.
Bescherming
De bosvleermuis is in ons land een uiterst zeldzame soort. Trendgegevens ontbreken, terwijl gegevens over verspreiding nauwelijks voorhanden zijn. De soort is een serieuze kandidaat voor de Rode Lijst (categorie ernstig bedreigd), onder andere omdat er na de jaren tachtig geen kraamkolonies meer bekend zijn en achteruitgang reëel is. Net als voor andere vleermuizen van het kleinschalige agrarische landschap, geldt dat het beheer gericht moet zijn op het behoud van een halfopen bosrijk en waterrijk landschap met oude bomen waarin holten zijn. In het landschap moeten onverlichte, aaneengesloten lijnvormige elementen behouden blijven als verbindingsroutes tussen verblijfplaats en jachtgebied. Hoewel de bosvleermuis onbekommerd 's nachts bij straatlantaarns jaagt, is de soort toch gevoelig voor verstoring door licht bij de verblijfplaats.
Bronnen
Deskundigheid
Deskundigen nog aan te wijzen op grond van artikel III, lid, 5 van de Overeenkomst voor de Bescherming van Populaties van Europese Vleermuizen (Bats Agreement). Zoogdiervereniging. Regionale Vleermuiswerkgroepen.
Literatuur
- Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers (red.), 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. 2e druk. KNNV Uitgeverij, Utrecht.
- Limpens, H.J.G.A., 2002 2005. Cursusmaterialen t.b.v. de cursus "vleermuizen en planologie". Zoogdiervereniging VZZ / Eco Consult & Project Management.
- Limpens, H.J.G.A., P.Twisk & G. Veenbaas, 2004. Met vleermuizen overweg. Brochure over vleermuizen en de wijze waarop bij planning, aanleg, reconstructie en beheer van wegen praktische invulling kan worden gegeven aan de wettelijke zorgplicht voor vleermuizen. Uitgave Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Dienst Wegen Waterbouwkunde, Delft, en de Zoogdiervereniging, Arnhem. 24 pp.
- Lina, P.H.C. & G. van Ommering, 1994. Rode lijst van bedreigde en kwestbare zoogdieren in Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. Rapport IKC natuurbeheer nr. 12.
Websites