Home › Soorten › Bonte strandloper (Calidris alpina ssp. alpina)
Soort als bedoeld in artikel 4 lid 2 Vogelrichtlijn met het beschermingsregime van de artikelen 3.1 en 3.2 Wet natuurbescherming, gepubliceerd in Staatsblad nummer 34, jaargang 2016.
Soort in Bijlage II Verdrag van Bern met het beschermingsregime van de artikelen 3.5 en 3.6 Wet natuurbescherming, gepubliceerd in Staatsblad nummer 34, jaargang 2016.
Nota van Antwoord Vogelrichtlijn, Bijlage 2A in Bijlage 1 (Ministerie van EL&I, 2000)
Convention on the Conservation of European Wildlife and Natural Habitats, Appendix II (selectie Nederlandse soorten: EL&I)
Convention on Migratory Species, Appendix 2 (selectie Nederlandse soorten: EL&I)
Agreement on the Conservation of African-Eurasian Migratory Waterbirds, Annex 2 (selectie Nederlandse soorten: Ministerie van EL&I)
Handboek Natuurdoeltypen, bijlage 3 (Ministerie van EL&I, 2001)
Landelijke natuurmeetnetten van het NEM in 2004 (CBS, 2005)
Foto Hans van der Meulen
Foto Wijnand van Buuren
De Bonte Strandloper heeft een voorkeur voor het zoute milieu, vooral getijdengebieden met voldoende aanbod aan ongewervelde dieren, en in veel mindere mate gebieden in het binnenland, zoals de randen van het IJsselmeer, slikkige oevers van rivieren en andere wateren in Noord- en West-Nederland. De soort wordt het gehele jaar door in Nederland gezien, maar de hoogste presentie wordt bereikt tijdens de trek (maart/april en augustus/november). In het najaar doet vooral het Waddengebied dienst als rui- en doortrekgebied. Zowel het Delta- als het Waddengebied vormen belangrijke overwinteringsgebieden. In het voorjaar nemen de aantallen in het Deltagebied weer af en nemen de aantallen in het Waddengebied sterk toe. De gezamenlijke rustplaatsen bevinden zich op stranden, zand- en modderbanken en kwelders (SOVON 1987, Van Roomen et al. 1994, Voslamber et al. 1997).