Uiterlijk
Lijkt het meeste op de schildersmossel Unio pictorum en de bolle stroommossel Unio tumidus. Deze drie soorten zijn van alle andere zoetwater tweekleppigen te onderscheiden door formaat (>40 mm), de stevigheid en relatieve dikschaligheid van de schelp en het feit dat de sluitspierindruksels verdiept gelegen zijn. De Bataafse stroommossel onderscheid zich van de meeste bolle stroommossels en de schildersmossels doordat de schelp minder duidelijk is toegespitst en dat de bovenrand zonder duidelijke hoek overgaat in de achterrand. Er zijn echter exemplaren van schildersmossel en de bolle stroommossel die sterk op de Bataafse stroommossel lijken. Determinatie dient dan ook door een expert gecontroleerd te worden en materiaal moet vergeleken worden met collectiemateriaal. In Gittenberger et al. 1998 staan goede afbeeldingen van de soort, veel van de hier gepresenteerde informatie is uit dit boek afkomstig.
Verspreiding
Na 1968 niet meer levend in Nederland aangetroffen en vermoedelijk geheel verdwenen. Wel worden er met enige regelmaat losse kleppen en nog aan elkaar vastzittende doubletten in Nederland aangetroffen afkomstig van oud materiaal. De soort is in het verleden aangetroffen langs grote rivieren (Maas en Rijn) en grotere beken (o.a. Dinkel en de Mark). Sterker dan de andere soorten van de familie Unionidae is de Bataafse stroommossel sinds het begin van de 20ste eeuw achteruitgegaan als gevolg van de verslechterde waterkwaliteit. Hoewel de andere soorten een herstel hebben laten zien is dit voor de Bataafse stroommossel nog niet geconstateerd. De soort is overal in Europa achteruitgegaan, hetgeen hervestiging in Nederland bemoeilijkt. Zo is de Bataafse stroommossel in Duitsland uit 90% van zijn voormalige verspreidingsgebied verdwenen en recent is de soort daar maar bekend van circa 100 locaties.
Leefgebied en voedsel
De Bataafse stroommossel prefereert gestructureerde grofzandige sedimenten en is daardoor grotendeels gebonden aan stromende wateren zoals rivieren, beken of wateren die in verbinding staan met de rivier. In Schleswig-Holstein is de soort verdwenen uit grote rivieren en tegenwoordig beperkt tot grotere beken of kleine rivieren waar de waterkwaliteit minder te lijden heeft gehad.
De volwassen mossels filteren planktonische organismen en ander in het water zwevend, levend of dood organisch materiaal. De larvale individuen (glochidiën) worden door de mossels via hun uitstroomsifo losgelaten als een geschikte vis passeert. De glochidiën die in de kieuwholte van de vis terecht komen leven hier als parasieten van vissenbloed. Als gastheren zijn uit het buitenland Elrits Phoxinus phoxinus, rivierdonderpad Cottus gobio, kopvoorn Leuciscus cephalus, ruisvoorn Scardinius erythrophthalmus, driedoornige stekelbaars Gasterosteus aculeatus en de pos Gymnocephalus cernuus gemeld. Tijdens hun verblijf in de kieuwholte krijgen ze meer de vorm van jonge mossels. Nadat ze de vis hebben verlaten vallen ze op de bodem om daar verder te leven.
Verblijfplaatsen
De volwassen Bataafse stroommossel bevinden zich op de bodem of ingegraven in het substraat van rivieren en grote beken doorgaans op diepten van meer dan één meter onder de waterspiegel. De jonge stadia leven voor een korte periode parasitair in vis.
Eisen aan de omgeving
De Bataafse stroommossel is gevoelig voor verontreiniging en is zuurstofgevoelig en is dus sterk afhankelijk van een goede waterkwaliteit. De soort is gevoelig voor vervuiling, zout en meststoffen en heeft een nitraatwaarde van onder de 10mg/l, een Calciumwaarde van 0,7-75 mg/l en een pH-waarde van tussen de 5 en 9 nodig. Het voorkomen van de soort is daarmee een indicatie voor een goede waterkwaliteit. De soort prefereert grofzandige sedimenten en is daardoor gebonden aan stromende wateren waar niet te veel detritus of fijn zand neerslaat.
Staat van instandhouding in Nederland
In Nederland vermoedelijk uitgestorven. Zou via de rivieren weer in Nederland kunnen terugkeren.
Deskundigheid
- Kennis over de verspreiding van de soort en zijn biotoop is aanwezig bij Stichting EIS-Nederland en stichting Anemoon.
- Voor een controle van de determinatie van de soort kan contact worden opgenomen met het Zoologisch Museum Amsterdam, Het Nationaal Natuurhitorisch Museum te Leiden en de Nederlandse Malacologische Vereniging.
Literatuur
- Bruyne, R.H., H. Wallbrink & A.W. Gmelig Meyling (2003). Bedreigde en verdwenen landen zoetwatermollusken in Nederland (Mollusca). Stichting European Invertebrate Survey Nederland.
- Gittenberger, E. A.W. Janssen, W.J. Kuiper, T. Meijer, G. van der Velde & J.N. de Vries 1998. De Nederlandse zoetwatermollusken. Recente en fossiele weekdieren uit zoet en brak water. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & EIS-Nederland.
- Fartmann, T., H. Gunnemann, P. Salm & E. Schröder 2001. Berichtpflichten in Natura-2000-Gebieten. Bundesamt für Naturschutz, Bonn-Bad Godesberg.
- Schmidt, H. 1990. Entwickelung eines Artenhilfsprogramms für die beiden Grossmuschelarten Flussperlmuschel (Margaritifera margaritifera L. 1758) und Bachmuschel (Unio crassus Phol. 1788). Schriftenreihe Bayer. Landesamt f. Umweltschutz 97: 5-13.
Websites