Uiterlijk
De adder is de enige Nederlandse gifslang. De dieren zijn vrij klein met een gemiddelde lengte van 50 tot 60 cm (maximaal 80 cm). Ze hebben een duidelijke zigzaglijn over de rug en vlekken op de flanken. Op de achterzijde van de kop is vaak een V- tot X-vormige figuur aanwezig. De tekening van mannetjes is contrastrijker dan die van vrouwtjes. Ze hebben vaak een grijze tot beige grondkleur met zwarte tekening. Vrouwtjes zijn meestal beige tot roodbruin met een donker bruine tekening.
De pupil van adders is verticaal spleetvormig, anders dan de andere Nederlandse slangen met een ronde pupil.
Verspreiding,
Er zijn twee grote kerngebieden voor de adder te onderscheiden. De eerste is gelegen op de Veluwe en de tweede in Friesland en Drenthe. Daarnaast zijn er enkele geïsoleerde populaties te vinden in Overijssel en één in Limburg (De Meinweg).
Leefgebied en voedsel
De adder komt voor in heidegebieden op de hoge zandgronden en in hoogveengebieden. Daarnaast zijn enkele populaties bekend van open bossen en spoor- en wegbermen. In deze gebieden wordt vaak de overgang van droog naar vochtig opgezocht.
Voor volwassen adders vormen kleine zoogdieren (muizen en spitsmuizen) het hoofdvoedsel. In vochtige leefgebieden kunnen ook kikkers een belangrijke voedselbron zijn. Daarnaast worden ook hagedissen en jonge vogels of vogeleieren gegeten. Jonge adders eten ook veel ongewervelden, zoals kevers.
Verblijfplaatsen
Van verblijfplaatsen van adders is eigenlijk alleen echt sprake in de winter. Dan zoeken adders winterverblijven (hibernacula) op.
Dit zijn ondergrondse plaatsen, die vrij blijven van vorst en hoog water. Onder meer oude muizenholen komen hiervoor in aanmerking. Vaak worden dezelfde hibernacula jaar op jaar door meerdere dieren gebruikt.
In het 'actieve' seizoen maken adders gebruik van tijdelijke schuilplaatsen die beschutting bieden tegen weersinvloeden en predatoren. Meestal is dit onder dichte vegetatie zoals heidestruiken en pollen pijpenstrootje.
Eisen aan de omgeving
Er dienen open plekken met voldoende zoninstraling aanwezig te zijn, maar ook voldoende schuilmogelijkheden. De zonplekken zijn voornamelijk op het zuiden geëxponeerd, liggen meestal beschut tegen de wind en geven dekking van boven tegen vogels.
Een vochtgradiënt dient in het terrein aanwezig te zijn, zodat de adders de keuze hebben waar ze gaan liggen.
Staat van instandhouding in Nederland
De adder staat als "kwetsbaar" op de Rode lijst van reptielen (Ministerie van LNV, 2004).
Externe deskundigheid
- Bureau Natuurbalans Limes Divergens, Nijmegen.
- Stichting RAVON, Werkgroep Adderonderzoek Nederland (WAN).
Literatuur
- Handboek Natuurdoeltypen 2001, 2e geheel herziene editie. Rapport Expertisecentrum LNV nr. 2001/020, Ministerie van LNV.
- Janssen, P. & P. van Hoof, in prep. In: Creemers & Van Delft, De amfibieën en reptielen van Nederland. De Nederlandse fauna. Stichting RAVON/KNNV Uitgeverij.
- Lenders, A.J.W., M. Dorenbosch & P. Janssen, 2002. Beschermingsplan Adder Limburg. Bureau Natuurbalans Limes Divergens & Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, Nijmegen / Roermond.
- Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2004. Besluit Rode Lijsten flora en fauna.